zaterdag 3 december 2016

Heinz von Sprudelwasser


In de periode 1970 tot en met 1975 was het niet moeilijk om een baan te krijgen bij de belastingdienst. De dienst klopte zelfs aan bij scholen om een beetje reclame te maken voor zichzelf.
Dus zo bijzonder was het niet dat ik juist daar een baan vond.

Op het management na bestond de hele bemanning van ons kantoor uit jongeren, varierend van een jaar of 16 tot 25. Binnen het gebouw hadden we vier mensen die aangeduid werden als mijnheer. Geen wonder: ze waren meer dan 30 jaar ouder dan de rest.

Het was altijd een waar feest als er weer eens een nieuwe collega werd aangenomen, een nieuw aspirant-ambtenaar. Als je het een jaar volhield, werd je aangesteld. Dan was er een korte ceremonie in de kamer van het Hoofd van Dienst en werd de eed afgenomen op de bijbel of deed je "de gelofte" als je niet gelovig was.

Als we hoorden dat er weer eens iemand was aangenomen, werd er heftig gespeculeerd. Wat zou het voor iemand zijn. De jonge knapen hoopten altijd dat het niet weer zo'n "grijze mus" zou zijn, of zo'n duffe vent als ik was. De meiden hoopten op een jonge gozer met de uitstraling van een popster. Soms was het een leuk meisje en die werd dan vanaf dag een belaagd door het duo wat de illustere bijnaam de Casanova Boys droeg. Beide waren getrouwd, maar waren niettemin zeer bereid om zo'n nieuweling alle plekjes (vooral de donkere) in het gebouw te laten zien.

Op een dag wisten we dat er weer een nieuwe was. Niemand had nog iets gezien, op de receptioniste/telefoniste na. Zij wist te vertellen dat het een knul was die Heinz heette. Veel verder kwam ze niet, want ze werd direct door de Chef de Bureau teruggestuurd naar de receptie. "Ga jij eens als de bliksem terug naar je telefoon!"

De Casanova Boys waren hevig teleurgesteld en de volgende uren werden besteed aan het filosoferen over Heinz. De 57 variaties kwamen er uiteraard aan te pas, wat de vraag uitlokte bij de dames of er wel zoveel variaties waren. Aanbiedingen om ze te laten zien was het gevolg. Het lachen was niet van de lucht en de sous-chef trachtte ons vergeefs aan het werk te krijgen. Uiteindelijk wist iemand haast wel zeker dat de nieuwe Heinz von Sprudelwasser zou heten.

Toen de nieuwe door de sous-chef werd rondgeleid, bleek hij Hans te heten. Hij viel nogal uit de toon, met zijn kortgeknipte haren en zijn pak. Verder noemde hij iedereen "mijnheer". Het was wel duidelijk dat hij zware eerste weken zou krijgen te verduren.

De opstelling van de bureaus was nogal schools met twee bureaus naast elkaar in twee rijen; de plek van de nieuwe was een beetje in het midden, vlak voor de Casanova Boys. Die begonnen met proppen te gooien, daarna met paperclips, maar Hans was onverstoorbaar en probeerde te werken.
De twee smoesden even met elkaar, liepen toen naar voren en gingen op het bureau van hun slachtoffer zitten.
"Wat heb je daar een gek ding om je nek?", zei de ene.
"Straks stik je nog!", zei de andere en knipte de stropdas van Hans bijna volledig af.

Dit was Hans toch echt te gortig en hij deed zijn beklag bij de sous-chef. De Casanova Boys werden gedwongen om hun excuses aan te bieden en de das te vergoeden.
De volgende dag droeg Hans geen stropdas meer, maar nog wel zijn pak. Uiteindelijk kostte het hem meer dan een jaar om van zijn naam Heinz von Sprudelwasser af te komen.
===========================================

donderdag 23 juni 2016

Pipo

Het was nog vroeg, rondom half acht, in het fietsenhok vroeg iemand van de afdeling Centraal Kaartregister of ik uit bed was gevallen. Ja, ik was nooit zo vroeg als vandaag. Ik wilde eerder weg vanmiddag en probeerde toch mijn acht uur aanwezigheid te halen. Het waren twee vliegen in een klap op deze manier. Ik moest de vervelende brief aan een accountant nog afmaken. Eigenlijk nalezen: ik deed dat wel meer. Als je in het vuur van de strijd iets schrijft, kan er allicht een te scherpe zin in een brief terechtkomen. Ik had echt geen zin om een officiele klacht aan mijn broek te krijgen.

In de gang naar mijn kamer hoorde ik verderop de koffieclub van 7 uur lachen. Deze mannen kwamen veelal van veraf gelegen plaatsen en ontgingen files door zo vroeg hun werkdag te beginnen. Het was een publiek geheim dat ze hun dag begonnen met uitgebreid koffie drinken, hun tweede koffieronde was meestal om een uur of 9. En ze namen de tijd voor hun koffie. Ooit zat ik erbij tijdens zo'n koffie-sessie. Het voelde bevreemdend, hun grapjes waren niet aan me besteed en ik was duidelijk onrustig, wat leidde tot een "Blijf nou toch eens rustig zitten, man!"

Ik had verder geen last van ze op mijn kamer en realiseerde me dat mijn kamergenoot vandaag niet op zou komen dagen. Ik wist dat hij een controle uitvoerde, ergens in een uithoek van ons rayon. Terwijl ik mijn computer opstartte haalde ik koffie uit de automaat, of in ieder geval wat er voor doorging. Toen ik achter mijn bureau zat en mijn spullen had geposteerd op de plekken waar ik ze wilde hebben, was er eindelijk zicht op mijn opgeslagen documenten op de traag opererende computer. Ik was allang blij dat het systeem draaide, de week ervoor had het werk twee dagen stil gelegen, omdat alles "er uit lag".

Een hoofd kwam om het hoekje, ik schrok zichtbaar en schaamde me daarvoor. Het was de jonge vrouw die de bijnaam Pipo had gekregen van de roddelbrigade. Ze gebruikte vuurrode lippenstift, hemelsblauwe oogschaduw, die overvloedig onder en boven de ogen werd uitgesmeerd en creeerde met wat rouge een zweem van een gezonde blos op haar witgepoederde wangen, Misschien dat er onder de plamuur best een aantrekkelijke dame school, we vroegen het ons wel eens af.



"Okay als ik daar even telefoneer?" Het was meer een mededeling dan een verzoek, ze wachtte mijn goedkeurend knikje niet af en verdween in de kamer tegenover die van mij. De deur ging dicht. Op kantoor was het een ongeschreven wet dat je de deur sloot als je niet gestoord wilde worden. Ik kon me er wel een voorstelling van maken. Dankzij de roddelbrigade wist ik dat ze een verhouding had met een collega die op Registratie en Successie werkte. Ze waren beide getrouwd, maar niet met elkaar en waren eens betrapt in de fitness-ruimte terwijl ze een nummertje maakten. Het resultaat was geweest dat de man was overgeplaatst naar een andere vestiging. Door het glas naast de deur kon ik haar zien met de hoorn van de telefoon in haar hand. Ik nam aan dat ze met hem aan het bellen was. Het ging me verder niet aan.

Eindelijk had ik toegang gekregen tot de brief zelf en ik begon net mijn creatie te lezen toen ik opnieuw gestoord werd. Manager Paul kwam mijn kamer in en wees naar de gesloten deur: "Wat moet zij daar?" Uiteraard had ik geen idee. Hij rukte zonder kloppen de deur open, ging de kamer binnen en zei wat tegen Pipo. Ik kon het niet horen, maar wist zo ongeveer wel wat de strekking zou zijn van zijn woorden. Hij kwam weer terug bij mij en bromde dat ik dit soort dingen niet mocht toestaan. Ik bromde wat terug en hij verdween richting koffie-automaat.

Pipo kwam de kamer uit en fluisterde iets van "Flauw, hoor" in mijn richting. Ik haalde mijn schouders op en ze verdween uit mijn gezicht terwijl het gelach van de koffieclub haar leek te begeleiden op haar aftocht.

Een week later wist de roddelbrigade te vertellen dat Pipo ontslag had genomen.
===========================================

woensdag 22 juni 2016

Miss Airwick


Het was fijn om weer naar kantoor te kunnen, blij dat het weekend voorbij was. Thuis was de sfeer niet echt aangenaam, niet verwonderlijk als je samen besloten hebt om uit elkaar te gaan en je zit toch nog in hetzelfde huis. Dat geeft uiteraard wat spanningen.

Niemand in het fietsenhok. Prettig, ik hoefde niemand antwoord te geven of ik een fijn weekend had gehad of te trachten opgewekt te kijken. Of te luisteren naar een kort verslag over een leuk tripje dat die collega had gemaakt met vrouw en kinderen. Straks ging ik snel naar mijn kamer in het kantoor en hopelijk was mijn kamergenoot vrij of erg laat. Hoefde ik ook niet naar al zijn goede raad te luisteren of hoe hij genoten had in zijn pasgebouwde hottub.

In het gebouw had ik mijn pasje al gereed om het trappenhuis in te kunnen toen ik zag dat iemand de liftdeuren openhield. Ik ging nooit met de lift, kreeg al veel te weinig lichaamsbeweging en nam dus altijd de trap. Ik aarzelde even, maar besefte tegelijkertijd dat hoe langer het duurde voordat ik besloten had wat ik zou doen, des te lomper het zou lijken als ik voorbij die uitnodigende liftdeuren zou lopen.

Er zat niet veel anders op dan die lift in te stappen. Nu zag ik pas wie de deuren had opengehouden. Het was de stevige moderne Turks dame, die ergens bovenin werkte. Ze had de bijnaam Miss Airwick en ik merkte nu dat die bijnaam wel terecht was. De adem werd me bijkans ontnomen. In de spiegelende wanden kon ik zien dat ze me afwachtend aankeek en ik bromde dus maar iets van een bedankje. Daar liet ik het bij en liet mijn gedachten afdwalen naar de problemen die de aankomende scheiding ging opleveren.

Miss Airwick zou daar alles van weten. Volgens de roddelbrigade was ze een paar maanden eerder gescheiden van ene Jan. Die zou ik moeten kennen, maar het zei me verder niets. Hij werkte ook ergens boven in het gebouw en deed iets met sofi-nummers. Volgens mij waren er iets van 20 of 30 Jannen dienstdoende op onze vestiging. Oei, was ik bijna vergeten op de knop van mijn etage te drukken, ik deed het alsnog. Volgens Hilde van de roddelbrigade kon je aan Miss Airwick merken als ze ongesteld was: ze deed dan een dubbele portie van de geurende stof op haar lijf.

In de spiegelende wand kon ik Miss Airwick mij verder onder de loupe zien nemen. Zelf keek ik ook even wat beter naar de stevige gestalte met die zweem van een snorretje onder haar wat groot uitgevallen neus. Ze had wel mooi haar. Verder deed ze me denken aan een vakantie in Turkije waarbij ik de fout had gemaakt om voor een massage te gaan. De masseuse zou een nicht van Miss Airwick kunnen zijn. Ik had dagen pijn na de behandeling die ze me luid lachend liet ondergaan.

Gelukkig daar was mijn verdieping al, de deuren gingen open en ik kon weer adem halen. Snel liep ik uit de kleine benauwde ruimte. Terwijl de deuren zich achter mij sloten, hoorde ik haar roepen: "Eng he, alleen met een vrouw in de lift!" Ook al had ik gewild, een reactie geven was niet mogelijk.
Eerst maar eens koffie halen!
===============================


woensdag 1 juni 2016

De Triumph Dolomite


Het wonder had plaats gevonden: ik had mijn rijbewijs gehaald. Mijn collega's hadden meegeleefd en mijn groeiende nervositeit aangekeken. Het was de alweer de zevende keer dat ik mocht afrijden. Wonder boven wonder lukte het deze keer wel. De examinator zei nog wel heel fijntjes tegen mijn instructrice: "Een Sterling Moss" zal hij nooit worden. Ik vond het allemaal wel best, het papiertje was binnen.

Maar nu moest er natuurlijk ook nog een auto komen om er van te kunnen genieten. Collega Coen schoof aan aan mijn bureau: zijn vader bleek een garage te hebben en Coen had gehoord dat er een leuk wagentje stond. Echt wat voor mij. Uiteraard ging ik met hem mee, was meteen onder de indruk van het wagentje met de naam van een racewagen. Ik wist van toeten nog blazen over auto's, maar ging er van uit dat de vader van mijn vriendelijke collega mij geen oor aan naaide.

De koop werd vrij snel gesloten: ik was allang blij dat het karretje mij minder kostte dan alle kosten rondom mijn rijbewijs. Hij moest nog wel even rijklaar gemaakt worden, de volgende dag kon ik hem ophalen. Trots belde ik mijn vader, die mijn aankoop meteen afkeurde. Wat moest ik met een raceauto? Ik probeerde het wel uit te leggen hoe het echt zat, maar ik kon hem bijna zien aan de andere kant van de lijn: hoofdschuddend en wel.

Toen ik hem uiteindelijk liet zien, was hij nog niet gerustgesteld, vond hetmaar een rare auto. Waarom had ik niet gewoon een Opel gekocht? Hij reed daar zelf al jaren in en altijd zonder mankeren. Het kon me verder niet zoveel schelen, ik was apetrots op mijn Triumph. Als anderen hem zagen, kon ik het niet laten om altijd even te vermelden dat er een twee-liter-motor in zat.

Al gauw kwamen er kleine mankemetjes aan het licht, de wagen was al 8 jaar oud. Het was te verwachten, zeiden ze bij de garage in mijn woonplaats. Het was een garage gespecialiseerd in Engelse auto's, zoals Jaguar, Rover en dus ook de Triumph. Het werd nooit zo uitgesproken, maar met mijn karretje voelde ik me altijd een beetje min bij die mensen. Het was ook altijd een zielig gezicht om mijn Dolomite naast een stel Rovers en een Jaguar te zien staan.

Elke APK-keuring, die volgde, werd een kwelling voor mijn bankrekening. Al gauw bedroeg het geld gespendeerd aan reparaties meer dan wat het ding zelf had gekost.

Het eind kwam vrij plotseling: ik reed op de snelweg en was bezig om een auto in te halen. Opeens begonnen druppels op mijn ruit te verschijnen. Regen? Bij een strakblauwe lucht? Wat raar!
Het was geen regen, zo bleek het toen ik de ruitenwissers aanzette. Het was olie uit een gesprongen leiding die op mijn voorruit belandde. Ik zag op slag niets meer, maar zag toch kans om weer naar de rechterrijbaan te komen. Ik kreeg het ook voor elkaar om heelhuids bij de garage aan te komen. Mijn rij-instructrice zou trots op me geweest zijn.

Mijn karretje werd weer eens helemaal nagekeken en ik kreeg een telefoontje na afloop. De manager van de garage vroeg me langs te komen voor een gesprekje. Dat deed ik nog de volgende middag.
Ik zette mijn oude fiets tegen het gebouw, hij stak schril af tegen een stel fonkelnieuwe Jaguars die voor het gebouw stonden te pronken. Ik kreeg het oordeel over mijn Dolomite snel te horen: het was onverantwoord om er nog mee de weg op te gaan. Men vond het sneu voor me en ik hoefde de rekening voor het nakijken niet te betalen en - hoera- er was een liefhebber gevonden die wel wat onderdelen kon gebruiken. Zodoende hoefde ik ook geen wegsleep of sloopkosten te betalen.

Verdrietig bedankte ik en fietste weg. Geld voor een andere wagen had ik niet: voorlopig zou ik het moeten doen met de fiets en de benenwagen.

woensdag 25 mei 2016

Een laatste keer



Vriend en collega John was niet altijd de gemakkelijkste, was stug te noemen. Zeker als zijn cluppie, Feyenoord, weer eens verloren had. Dan verschanste hij zich in zijn kamer en ik was zo'n beetje de enige die er toegang toe kreeg. Het weerhield anderen er niet van om briefjes onder zijn deur door te frommelen met teksten als "Feyenoord verliest Grimmig duel". De doelman van de tegenstander heette Fred Grim, dus dat leek waarschijnlijk een leuke woordspeling. Of: "Publiek zag geen Been in Feyenoord's optreden tegen Sparta", wat dan moest slaan op speler Mario Been, die waarschijnlijk een off-day had.

Samen waren we vaak over muziek aan het discussieren. Onze smaak was vergelijkbaar en wij wisten als experts natuurlijk heel goed wat het zou gaan maken in de toekomst. Allebei zagen we wel toekomst in een nieuw zangeresje, Madonna genaamd. John was eventueel bereid om haar manager te worden, naast de meidengroep die hij aan het opstarten was. Tja, we hadden wat fantasie, samen, zo vanachter de belasting-aangiften. Muziek was er bij hem met de paplepel in gegoten, zijn vader zong in het Omroepkoor. Zijn vader die grote bitterheid bij John had opgewekt. De man was niet meer, maar had John nooit vergeven dat hij zijn gymnasium-opleiding niet had afgemaakt, geen briljante studie had gevolgd en een mislukkeling was. Goed kon het dus niet meer komen tussen de twee.

John had waarschijnlijk het muzikale gehoor van zijn vader geerfd. Dat bleek maar al te goed als we door de straten van Hilversum liepen en hij zichtbaar leed als we een draaiorgel voorbij liepen. Met zijn vingers in de oren en "Godver-de-godver" roepend gingen we er dan langs, waarbij hij soms leek te gaan spugen in het geldbakje dat onder zijn neus werd gerammeld.
Straatmuzikanten werden toegeroepen dat ze zich moesten schamen om om geld te schooien met behulp van hun instrument. "Je zou mij moeten betalen dat ik dit moet aanhoren!"

Meestal waren we op weg naar het snookercentrum, of naar een van de cafeetjes met een biljart. Biljarten was een vreemd gedoe met ons: hij was dan aan het driebanden, terwijl ik een soort libre speelde. Voelde me een echte knoeier als ik hem aan het werk zag.
Ook hij prefereerde snookeren, waarbij ik wel een kans had. Het is totaal iets anders volgens hem en ik geloofde dat grif. Het was dan ook nog zaak om het wat op te fleuren met een lekker Belgisch biertje. Hij kwam dan echt los en we hadden de grootste lol samen.

John had een aparte bloedgroep en het lokale ziekenhuis maakte er grif gebruik van. Regelmatig werd hij gebeld om snel op te draven, werd meestal opgepikt met een auto of een taxi. Hij vond dat geen enkel probleem, genoot van het feit dat de rest van de dag voor hemzelf was en van het glas cognac dat hij altijd na afloop kreeg. Ik ging er altijd van uit dat de medici hem op zijn eigen gezondheid controleerden.
Op een gegeven moment bleek dit dus niet het geval. John bleek kanker te hebben, in twee vitale organen en het was nogal gevorderd ook. Het lokale ziekenhuis kon hem niet behandelen en hij belandde in het Anthony van Leeuwenhoek-ziekenhuis.

Ik bezocht hem daar en hij beklaagde zich over twee zaken: hij verveelde zich en hij haatte het dat het ziekenhuis in Amsterdam was gelegen. In de stad van het gehate Ajax, waarvan hij overigens nooit de naam uitsprak. Ik heb hem ooit de naam van de hoofdstad van Corsica laten uitspreken en hij sprak de rest van de dag niet meer tegen mij. Zelden zo gelachen. Hij wist het nog en verzekerde mij dat het nooit meer zou gebeuren.

John kwam weer thuis, bij zijn hoogbejaarde moeder waar hij alles voor deed wat in zijn kunnen lag. De manager van ons team en de collega's waren blij voor hem nadat het in een werkoverleg werd bekend gemaakt. "Hij lijkt aan de beterende hand." Ik wist wel beter, maar hield het maar zo. John zou het niet op prijs stellen als ik zou vertellen hoe het echt ging.

Hij belde mij een week later, stelde voor om middagje te gaan snookeren. Ik vroeg hem niet hoe het ging, vragen naar de bekende weg is niet mijn stijl. Het kon nog net: ik zou de week er op vertrekken naar Frankrijk, een paar weken op vakantie zijn.

Toen ik hem zag binnen komen in het snooker centrum, probeerde ik niet te laten zien dat ik schrok. Sinds de vorige keer dat ik hem zag, was hij duidelijk achteruit gegaan. Zijn haardos was bijna helemaal terug, maar kon het niet verdoezelen.

Na ons eerste potje riep hij uit dat hij een lekker biertje ging bestellen. "Het kan mij niks verblotekonten!" Hij genoot zichtbaar en er werd zelfs een tweede ronde besteld. Op een gegeven moment begon mijn vriend wat te ruiken. "Shit! Die klote-stoma!" Hij spurtte weg, kwam lachend terug. Maar er was toch wat veranderd, dat was duidelijk. Het vertrouwen was weg, de lol wat weggezakt en de zorgen terug. We maakten het potje wel af en namen toen afscheid.

Toen ik terugkwam van vakantie lag er een rouwkaart in de bus, ik was nog maar net op tijd voor de begrafenis. De dienst was vrij kort, naderhand heb ik nog wat gesproken met collega's. Alom was er verbazing: hij was nog zo jong, 49 en hij was zo sportief. Was een uitstekend middenafstandloper, die altijd in de prijzen liep op belastingdienstsportdagen. Volgens de manager was zijn overlijden wel heel erg plotseling: het leek net wat beter te gaan. Hij had pas nog een hele middag snooker gespeeld. Ik liet het verder maar onbesproken, zoals John het gewild had.
================================


vrijdag 20 mei 2016

De Verneder-nis



Op zich was Fred een hele aardige collega, maar er zaten wat bijzondere kantjes aan. Bewonderenswaardig vond ik het dat hij er altijd van uit ging dat hij onweerstaanbaar was voor vrouwen. Op zichzelf was hij al stevig gebouwd, maar het was duidelijk dat hij zijn bordje graag een keertje extra opschepte bij de warme maaltijd. Daarnaast was hij al op vrij jonge leeftijd het slachtoffer van wat collega Bram "de ziekte van Hedel" noemde. Bram was de gelukkige eigenaar van een medische encyclopedie op het Belastingkantoor. Soms raadpleegden wij hem en zijn boekwerken als er exorbitante bedragen op belastingaangiften prijkten wegens een bepaalde ziekte. De ziekte van Hedel kenmerkte zich volgens Bram door het hebben van meer haar op je kont dan op je schedel.

De stem van Fred was wel opmerkelijk: het was een diepe sonore stem, die als je hem hoorde deed denken aan die van een bekende tv-presentator met een heel ander postuur. "Wat denk jij hiervan?", vroeg hij op een zonnige zomerdag aan mij. Het was vrij gebruikelijk om elkaars kennis en intuitie te gebruiken. Hij liet me een staatje zien van investeringen in een bedrijfje, ergens in de binnenstad. Sommige dingen zouden inderdaad voor prive kunnen zijn, dat was ik met hem eens. "Vind je het de moeite waard om er veel aandacht aan te besteden?", vroeg ik. Het stelde alles bij elkaar geteld niet veel voor. En om nu op elke slak zout te gaan leggen in deze tijd van kosten-en-baten-analyses leek me niet raadzaam.

"Ik heb haar opgezocht op internet en op LinkedIn lijkt het mij een leuke dame. En ze heeft een mooie telefoonstem." De nijvere Fred had haar al gebeld en zelfs een afspraak gemaakt om een kijkje te nemen in het bedrijf. "Toe, ga morgen met me mee. Gaan we daarna ergens een biertje drinken." Hij had mijn zwakke plek gevonden.

De afspraak bleek al vroeg in de volgende middag te zijn, zelf had ik verder niet veel om handen en het zonnetje lokte. Ik ging dus mee, per fiets zodat er geen belemmeringen zouden zijn voor de rest van de middag. Onderweg zagen we op een terrasje wat collega's zitten waarvan wij wisten dat ze een grote zaak aan het onderzoeken waren, wellicht een grote fraude. We zwaaiden vrolijk naar elkaar: "Op naar een bedrijfsbezoek!"riep Fred naar de zon-genieters. "Tuurlijk!", riepen ze in koor.

Het bedrijf wat Fred wilde bezoeken, zat in een prachtig karakteristiek pand. De - het moet gezegd - aantrekkelijke dame leidde ons rond en wees ons de investeringen aan. Fred zette plichtsgetrouw vinkjes op de lijst, die hij zo handig had geprint. Het ging trappetje op en trappetje af in het middeleeuwse pand en spoedig was het duidelijk dat zij vond dat het klaar was.
"Waar is het koffie-apparaat en de audio?", vroeg Fred streng.
Ze kreeg een kleur: "Die staan tijdelijk in het prive-deel van het huis. Tijdelijk, omdat de onze kapot zijn gegaan." Het leek er op dat haar deodorant haar in de steek liet; het was vrij benauwd aan het worden in het pand, misschien ook werd ze wat zenuwachtig van die loerende ambtenaren.
"Tja, dan hebben we toch een probleem", oordeelde Fred, "Ik ga dit corrigeren."
"Ik begrijp het", reageerde ze deemoedig.

De dame bood ons nog koffie aan, maar Fred deelde haar goedmoedig mee dat we haar niet langer zouden ophouden. We groetten, verlieten het pand en beklommen onze fietsen. Op weg naar de kroeg was Fred wat stil, hij dacht duidelijk na over het afgelopen uurtje. Dat bleek toen we achter ons eerste glas zaten.
"Zag je hoe nederig ze werd? Als jij er niet bij was geweest, had ik er zo kunnen nemen. Ik ken die types, die willen maar wat graag. En het liefste nog als het vernederend is. Hup, zo in een van die nissen. Ik kon gewoon ruiken dat ze wilde." Hij begon er bijna van te sputteren, zijn lippen vol schuim van het bier.

"Ik denk dat ik een hele geschikte voor je zag: een echte verneder-nis", lachte ik, niet bepaald serieus. Hij nam een slok van zijn bier en werd even stil, dacht waarschijnlijk nog even terug aan de nissen en welke ik bedoelde. Ikzelf moest denken aan zijn vrouw en drie kleine kindertjes, die thuis op hem zouden wachten.
==========================================

woensdag 4 mei 2016

Kapitein Haak



Op onze Inspectie der Directe Belastingen en Accijnzen waren er twee die een beetje buitenissig waren: Mieke en ikzelf. Ik had zoiets nooit verwacht, maar men vond dat ik bekakt praatte. Ik had duidelijk pretenties en werd maar moeizaam geaccepteerd. "Mijnheer Van der Laan" hadden ze mij herdoopt. Mieke had het eigenlijk moeilijker met haar Limburgs accent en haar ietwat andere kledij. Ik zag dat zelf niet zo, maar de andere dames bespraken haar kleding regelmatig als ze even naar het toilet was.

In die jaren kwam het regelmatig voor dat iemand van ons naar huis werd gestuurd om andere kleding aan te trekken. De jongemannen vanwege korte of halflange broeken, de dames vanwege te korte rokjes of te doorzichtige bloesjes. Zelf had ik daar geen last van, het kwam bij mij niet op om mijn knokige knietjes ten toon te stellen. Ik was allang blij dat mijn schouderlange haar werd getolereerd door het management.

Het personeel wisselde jarenlang amper; behalve de toegevoegde inspecteur kwam er nooit iemand bij en vertrok er ook niemand, onze ambities ten spijt. Na een inspecteur met een woeste baard en evenlang haar als ik had, kwam er heel iemand anders. De man heette Haack, wat er natuurlijk toe leidde dat we hem Kapitein Haak noemden op onze afdeling. Al gauw ging het verhaal rond dat de man nooit iets uitvoerde: stiekem was hij theologie aan het studeren. Waar deze wetenschap vandaan kwam weet ik niet, het zou afkomstig kunnen zijn van de schoonmaker/klusjesman die altijd alles van iedereen wist.

Het duurde ook niet lang voordat de dames elkaar waarschuwden. Haack had een trucje: hij liet de dames een dossier van zijn kast afhalen. Dat kon alleen maar door op een stoel te staan en Haack was dan zo galant om de stoel vast te houden. Voor de zekerheid. "Ja, ja..." zeiden de dames tegen elkaar, "Je zou er bijna een maxi-rok voor gaan aantrekken."

Om te proberen om iets van een carriere-sprong te kunnen maken, was het zaak om cursussen te volgen. Soms was je wekelijks een dag weg, maar soms ook was er blok van enkele dagen waarop je kennis kon vergaren. Zo kon het zijn, dat ik na een week afwezigheid terugkeerde op de Inspectie. Er bleek een soort burgeroorlog aan de gang te zijn. Ik zag Mieke huilend voorbij stormen en even later de rest van de collega's in ganzenpas naar het alom gevreesde Hoofd van Dienst gaan. De sous-chef wilde er het fijne van weten en riep me bij zich: "STEEG!" Ik kon hem niets wijzer maken.

Een half uurtje later kwam bijna iedereen terug, in bedrukte stemming en ik voelde wel aan dat ik beter niets kon vragen. Wel hoorde ik flarden gefluister over een briefje dat ze nooit hadden moeten schrijven. Ik vroeg me af waar Mieke was, misschien kon ik haar mijn bonkige schouders aanbieden om uit te huilen. Wij hadden immers geen ruzie en ik kon prima overweg met haar.
Aan het eind van de gang zag ik collega Joop vanaf de balustrade naar beneden kijken. Ik liep naar hem toe, misschien dat hij meer wist. Hij wees naar beneden. Daar zat Mieke. Naast Kapitein Haak, die troostend zijn arm om haar heen had.
"Dat valt me van hem mee,"zei ik. "Pff, zie je niet dat hij gewoon constant in haar bloesje zit te kijken."was de reactie. En ja, nu zag ik het ook.

Mieke heb ik na die dag niet meer op de Inspectie gezien, ik heb haar helemaal nooit meer gezien.
En Kapitein Haak? Ik zag jaren later een bekend gezicht in een nieuwsblad: het was de Heer Haack, de nieuwe secretaris-generaal van de gereformeerde synode.

zondag 27 maart 2016

Stomme Zee!



Het is vloed en dus is het trappetje naar het strand bijna volledig onder water. Alleen de bovenste treden zijn nog zichtbaar. De branding zorgt ervoor dat het aantal bovenste treden nogal varieert. Soms zijn er drie treden boven water en dan zijn het er plotseling acht. Meestal zijn het een stuk of vijf. In ieder geval nodigt het niet uit om omlaag te klimmen, vooral niet met dit koude weer.

Toch zie ik een man een paar stappen omlaag gaan. Hij houdt zich stevig vast aan de ijzeren leuning die naast het trappetje loopt. Zijn vrouw kijkt naar zijn waaghalzerij; hun hond snuffelt aan het muurtje, waar de meeste honden hun merkteken achterlaten. De hond likt aan de muur, maar als de vrouw het ziet, trekt ze hem er vandaan. De hond gaat maar naast de vrouw zitten kijken naar de man.

De man schraapt zijn rechtervoet aan een van de treden, houdt zijn schoen voorzichtig tegen het wateropppervlak aan en kijkt zo nu en dan naar het resultaat. Het schiet duidelijk niet op en hij gaat een tree lager staan. Omdat hij zo bezig is, ziet hij niet dat er een vrij grote golf aan komt zetten. Waarschijnlijk is deze veroorzaakt door het containerschip dat juist voorbij kwam varen.

Als de man de golf opmerkt, is het te laat en hij komt tot aan zijn knieen in het water te staan. Aan zijn mond te zien, staat hij geweldig te vloeken en komt opmerkelijk snel naar boven klimmen. Zijn vrouw staat hoofdschuddend naar hem te kijken als hij zich bij haar en de viervoeter voegt.
Als ze verder lopen, moet ook de hond het ontgelden, maar het beest is duidelijk niet zo geinteresseerd in zijn gemopper.
Nu maar hopen dat de schoen toch schoon is geraakt.
===========================================

Kunstenaar



De zee had aardig wat zand op de kade gedeponeerd en een kind had duidelijk het plan gehad om een zandkasteel te bouwen. Verder dan een emmertje nat zand omkeren voor het bankje, was het niet gekomen. Het hoopje stond voor mijn voeten, maar geenszins in de weg en dus liet ik het daar. Wellicht dat het begin eens zou leiden tot een immens kasteel.

Een moeder met haar zoontje van een jaar of tien liep in mijn richting. Het jochie zag het hoopje ook en versnelde zijn pas. "Ik zou er niet eens aan denken, als ik jou was!", riep zijn moeder. Blijkbaar kon ze zijn bedoelingen raden. Hij hield zijn pas in voor mijn voeten en keek afkeurend naar het vormloos geval.

"Heb jij dat gemaakt?", vroeg hij aan mij, met een blik of hij twijfelde aan mijn verstandelijke vermogen.
"Nee", was mijn antwoord: "ik ben niet zo'n kunstenaar."
De moeder moest duidelijk lachen, ik zag haar met schokkende schouders verder lopen.
Het jochie volgde haar, maar keek nog eens vol verbazing om naar die rare oude vent.
Iets verderop schopte hij een steentje een eind weg.
=========================================

zaterdag 19 maart 2016

"Maar wel een mooi wijf"



Het gebeurt niet vaak, maar nu zit ik als een van de eersten in het vliegtuig. Langzamerhand komen er meer mensen bij, sommigen schuiven hun koffertje of tas onder hun stoel anderen worstelen om hun bagage in de vakken boven de stoelen te kunnen wurmen. Mij lukte het ook maar net, veel extra ruimte is er niet.

Er komen drie Nederlandse jongemannen van rond de twintig aangelopen met grote rugzakken. Misschien zijn ze wezen rondtrekken in Engeland, zou maar zo kunnen. Of ze zijn naar een muziekfestival geweest, maar aan de kleding te zien gok ik op het eerste.

Zo nu en dan kijken ze achterom, waar ze vandaan komen. Ik volg hun blikken en zie een aantrekkelijke, jonge, typisch Engelse vrouw aan komen lopen met een meisje van een jaar of vijf.
Ze zal bijna dertig zijn, heeft platina geblondeerd haar, is vrij zwaar opgemaakt en heeft recent een bezoekje gebracht aan de tanning studio.

"Jammer dat ze dat kind bij zich heeft."
"Had je haar echt een drankje willen aanbieden?"
"Zonder dat kind wel."

De jongens blijven staan en zien haar voorover buigen om haar kind in de stoel bij het raam te installeren. Nu snap ik wel waarom ze blijven staan, haar jurk heeft een vrij diepe V-hals en gewild of ongewild laat ze vrij veel zien. Nadat het kind goed zit, buigt ze nog eens goed voorover om een vuurrood koffertje onder de stoel te schuiven.

De jongens zuchten ervan, ze draagt een leuke kanten beha.
"Zo jammer van dat kind."
"Maar het is wel een mooi wijf"
"Kom nou maar..."

Achter hen komt een hele stoet passagiers aangelopen. De jongens kijken nog een keer om, maar hun aanbedene zit al op haar stoel en er valt niets meer te zien.
Ik hoor nog een keer: "Maar het was wel een bloedmooi wijf!"