dinsdag 22 oktober 2013

Het Autoboekje

Eerst had hij het maar een stom cadeau gevonden. Een klein schrift en dan hadden ze er nog een potlood en een gummetje bijgedaan. Zijn oom en tante hadden waarschijnlijk geen idee wat ze een jongen van 9 jaar op zijn verjaardag moesten geven. Hij liet het eerst maar gewoon in de huiskamer liggen tot zijn moeder er wat van zei. Toen had hij het onder in zijn kast gelegd.

Veel spelen deed hij nooit. Hij zag buiten school alleen maar meisjes: zijn zussen en een paar buurmeisjes. Ze woonden aan een stille weg die door het bos liep. Er stonden maar vier huizen. Naar school was een half uur lopen, daarom wilden er nooit jongens uit zijn klas met hem mee. Hij vond dat verder wel best, hij hield van lezen. Daarom was hij ook erg blij dat zijn ouders besloten om de leesportefeuille te nemen. Eigenlijk zat er maar een blaadje in voor hem: de Donald Duck. Maar de rest las hij ook, behalve de Libelle want dat ging altijd over breien en koken en zo.



In het blad De Uitkijk las hij een stuk over vliegtuigspotters. Eerst dacht hij dat dat mensen waren die lelijke dingen over vliegtuigen zeiden. Dat was wel gek geweest. Maar zo was het dus niet. Deze mensen gingen bij vliegvelden kijken naar vliegtuigen en schreven dan op welke ze zagen.
Het gaf hem een idee: hij kon zoiets doen met auto's. Hij had immers dat schrift en dan kon hij nummerborden, merk en type van de auto en het land waar hij vandaan kwam opschrijven.

En dus wilde hij op stap gaan met het visserskrukje van vader, maar dat mocht niet van vader en hij moest het terug zetten. Hij wist wel een andere oplossing: iets verderop in een bocht van de weg stond een ANWB-paddenstoel en daar kon je ook prima op zitten. Zo gezegd zo gedaan.
Voordat hij wegging had hij op de klok gekeken. De tijd zette hij bovenaan de bladzijde en toen was het wachten op de auto's.

Er kwamen niet veel langs, maar door die bocht in de weg reden ze niet hard en kon hij alles goed zien.
Zijn oudste zus kwam nog eens nieuwsgierig langs, ze wilde weten wat hij aan het doen was. En ze vond het stom: je had er niks aan, zei ze.
Maar hij wist snel een reactie te geven: als er boeven of spionnen langsreden, had hij ze straks maar mooi opgeschreven! En dat zou best eens handig kunnen zijn voor de politie.
Zijn zus snoof een keer minachtend, maar liet hem verder met rust.



Soms was het best moeilijk, zoals die keer dat een militaire colonne voorbij kwam. Hij had alleen de eerste - met de rode vlag - en de laatste - met de groene vlag - kunnen noteren.
En er kwam eens een auto langs van het land CH. Hij had in de atlas gekeken, maar hij kon het land niet vinden. Zelfs vader wist niet waar dat land lag, maar hij zou het navragen.
Een dag later kreeg hij het antwoord, vader had het op laten schrijven. Het was Communautee Helvetia, Zwitserland. Waarom ze die gekke naam gebruikten, wist vader niet te vertellen.

Op een warme zomeravond lag hij op bed. Hij kon niet slapen en door het open raam kon hij de vogels horen fluiten en zijn ouders praten met de buren. Er stopte een auto voor het huis. Hij klom uit bed en keek uit het raam. POLITIE!
Kijk, daar had je het al. Ze wisten van zijn boekje en kwamen er in kijken.
Hij hoorde ze iets van "binnen komen" zeggen.



Zijn ouders en de politie waren in de huiskamer, hij kon ze horen praten en een van de agenten zei iets van "gecontroleerd". Na een tijd gingen ze weg. Het was even stil in de huiskamer. Zijn oudste zus kwam haar kamer uit en liep de trap af, kon hij horen. Hij deed dat ook maar en nam zijn auto-boekje mee. Je had best kans dat hij morgen met vader naar het bureau moest komen met zijn boekje.
In de kamer zag hij dat moeder zat te huilen, vader keek heel erg ernstig en vertelde dat de politie gekomen was om te vertellen dat Opa was overleden.

Zijn zus klom bij moeder op schoot en begon mee te huilen.
Hijzelf voelde zich maar raar. Hij voelde alleen maar teleurstelling over zijn boekje, voelde zich schuldig, hij zou ook willen dat hij verdriet had. Huilen moest natuurlijk niet, dat deden mannen en grote jongens niet. Vader zou er vast wat van zeggen als hij dat wel deed.
En dus stond hij maar zo'n beetje naast vader, die zijn hand maar vastpakte en er een beetje in kneep. Hij kneep maar terug, hij wist ook niet wat hij moest.

Hij had zijn boekje op de tafel gelegd, keek er eens naar.
Zijn zus had gelijk: je had er niks aan.
===========================================================