dinsdag 27 november 2012

De restant-kaartjes

De belastingdienst heeft wettelijk drie jaar de tijd om een aangifte inkomstenbelasting te behandelen.
In de meeste gevallen gaat het gelukkig een stuk sneller, de meeste aangiften zijn binnen een jaar wel op de één of andere manier beoordeeld, maar soms zijn er omstandigheden die een langere verwerkings-duur veroorzaken. Tot 2001 kwam de fiscus soms tot de ontdekking dat iemand ook nog vermogensbelasting moest betalen en dan moest dit nog gauw alsnog gedaan worden, waarbij de drie jaar dus niet werd verlengd. (In 2001 is die aparte vermogensbelasting opgeheven en gewijzigd in Box 3 van de inkomstenbelasting.)

                                               Belastingbiljet

Om controle te houden op tijdige verwerking worden tegenwoordig lijsten met nog te behandelen oude zaken via intranet naar de belastingkantoren gezonden. Vroeger werd dit gedaan in de vorm van kaartjes, de beruchte restant-kaartjes. Die werden meestal in juli of juli naar de kantoren gezonden en dat leverde altijd veel ophef op. Er moest dan eerst gezocht worden of adressen wel klopten, of het kaartje wel bij het juiste kantoor was bezorgd en of het ging om inkomstenbelasting en/of vermogensbelasting. De chefs beheerden deze kaartjes alsof ze van goud waren, terwijl de medewerkers geacht werden ermee te werken. De kaartjes boden ruimte voor aantekeningen en datum-stempels. Uiteraard waren er bakjes waar de kaartjes in bewaard werden, waarbij geselecteerd werd op "Helemaal klaar" , "Naar het computer-centrum gezonden", "In behandeling" en "Nog niet getraceerd".



Er was een jaar waarin de chef inkomstenbelasting begin juni voor een aantal weken op vakantie ging. Sous-chef Van Oude Plateringen bezwoer zijn superieur dat hij het fort wel zou bewaken tot augustus. Lopende en  nog te verwachten zaken werden doorgenomen en ook de restant-kaartjes kwamen aan bod. Geen punt volgens De Wit; het was per slot van rekening een normaal onderdeel van zijn werkpakket.
En dus ging Van Oude Plateringen fluitend het gebouw uit en zijn vakantie in. Zijn repertoire was beperkt tot één liedje: de herkenningstune van Laurel and Hardy. We zouden het dus een aantal weken moeten missen.



Al een paar dagen later kwamen de kaartjes binnen. Mijnheer De Wit trok wit weg en belde de andere sous-chef op, de heer Bogeman. Zijn afdeling hield het adressenbestand bij op grote kaarten, die bij elke verhuizing met de type-machine werden bijgewerkt. En dan moesten er ook nog groene kopieën op het "oude adres" gezet worden. Deze afdeling moest dus in eerste instantie naar de restant-kaartjes kijken.
Bogeman had een paar jaar ervoor een lichte beroerte gehad en had wat moeite met lopen. Vooral traplopen viel hem zwaar en daarom was het logisch dat hij de leiding had over deze afdeling die op zolder gevestigd was. Bij elke tree bleven zijn voeten half hangen; het was griezelig om achter hem te lopen.



Bogeman kwam buiten adem aan bij het bureau van De Wit en steeds harder fluisterend namen ze de mogelijkheden door waarom er nu zoveel kaartjes waren. Het waren er twee keer zoveel als anders!
Dit leek op een grote achterstand en dus op een foute planning.
Wat zou De Baas wel niet zeggen? Iedereen in het gebouw was bevreesd voor het Hoofd van de Eenheid, kortweg De Baas genoemd. Zijn voorletters luidden B.R. en hij deed die naam eer aan.
De vrees voor deze man kreeg de overhand boven het gezond verstand. In plaats van gewoon de medewerkers aan de gang te zetten, bleven de beide managers discussiëren hoe ze de hoeveelheid kaartjes konden rechtvaardigen. Ze zagen geen mogelijkheden en ten einde raad werd besloten om de helft van de kaartjes in de kast te leggen van de heer Van Oude Plateringen. Dan zouden ze later wel weer zien.



Wij, medewerkers, hadden wel een idee wat er gaande was. De post-jongen had iedereen uitvoerig op de hoogte gebracht en de meiden die bureaus hadden vlak voor dat van De Wit hoorden het nodige. (We zaten in die tijd achter een schoolse rij bureaus voor dat van de manager.)
Maar die kaartjes vormden geen  probleem voor ons. Wij vonden het wel grappig om te zien hoe de zenuwen grip kregen op de managers.



De volgende dag legde de heer De Wit de stapel kaartjes, die hij in zijn kast had bewaard, op zijn bureau. We zagen hem daarna naar de kast lopen van de heer Van Oude Plateringen. Hij opende de dubbele deuren en begon alle planken af te zoeken. Zijn hoofd werd steeds roder en hij sloeg vreemde klanken uit. De heer Bogeman werd gebeld en kwam wat later aangesloft. Er werd heel wat gefluisterd.



De telefoon ging, De Wit nam op en werd steeds bleker. "Ja, mijnheer. Nee, mijnheer. Ik kom er aan mijnheer." En hij ging, terwijl de meiden hem nariepen: "He joh, je kan maar beter een stapel kranten in je broek stoppen! Je gaat ervan langs krijgen!"
Bogeman bleef handenwringend achter, terwijl de medewerkers aan het bedenken waren wat er gebeurd kon zijn.



Bij terugkomst was de heer De Wit geheel bezweet en had de stapel "verdwenen kaartjes" in zijn hand. We luisterden mee en begrepen dat De Baas regelmatig alle laden en kasten in het kantoor opende en de inhoud ervan doornam. Ook voor ons was dat geen prettige gedachte!



Eindelijk kreeg mijn afdeling de kaartjes met de opdracht ze "uit te zoeken". Al gauw konden we de zenuwachtige managers een beetje geruststellen. Normaal waren inkomstenbelasting en vermogensbelasting op één kaartje afgedrukt. Nu steeds op twee. En veel kaartjes waren eigenlijk niet voor ons kantoor.
Zo kreeg het aanwezige management een lesje in eerlijkheid en in slagvaardigheid.
Bij terugkomst van de heer Van Oude Plateringen was de portie nog te behandelen een hele normale hoeveelheid. En bij zijn vraag of er nog iets bijzonders was gebeurd in zijn vakantie, kreeg hij te horen dat er niets opvallends was gebeurd.
==================================================

dinsdag 6 november 2012

Teamgeest

Bij de Belastingdienst was er sinds jaar en dag een sportdag, die pas bij de laatste bezuinigingsronde is gesneuveld. De ambtenaren konden zich uitleven in een gevarieerd pakket aan sporten in de hoofdstad van hun provincie. De medewerkers van de verschillende kantoren konden elkaar op die manier eens op een andere wijze ontmoeten.
Om het populair te houden werd een sport als atletiek in al haar facetten uiteindelijk vervangen door wandelen, motorrijden en biljarten. Wat bleef was dat ook gehandicapte medewerkers en luie mensen hun werkdag konden ontwijken door zich op te geven als jurylid. Of ze konden de verspring-bak gaan bijharken.



Een paar sporten bleven al die jaren behouden, zoals volleybal. Ik heb daar éénmaal aan deelgenomen; er bleek een persoon in het team te zitten die de techniek echt beheerste. Hij meende daardoor het hele speelveld te moeten bestrijken en aldoor "LOS!" te roepen. Een enkele keer raakte ik de bal toch, wat me vernietigende blikken opleverde. Verder bleek het dat het gebruikelijk was om in teamsporten zo snel mogelijk uitgeschakeld te raken, zodat je met een biertje in de hand minder gelukkige collega's om hun prestaties kon bewonderen. En vooral damesteams waren erg in trek als kijk-sport.



Naast volleybal was voetbal een vast onderdeel, maar opvallend was hierbij dat de prestatiedrang een stuk groter was. Zo was het zaak om het wedstrijdschema weken van tevoren door te nemen. Ook mijn kamergenoot Frank was hier altijd druk mee in de weer en samen met andere voetballers werden de kwaliteiten van de andere teams van andere kantoren uitvoerig besproken. Frank was een gemoedelijke knaap die een studie voor register-accountant volgde, maar volgens kenners was hij een beest op het veld. Al jaren wilde hij aanvoerder van het team zijn, maar dat werd telkenmale geblokkeerd door een zeer ervaren x-benige collega die ooit bij de F-jeugd van Ajax zou hebben gespeeld.

Zoals gebruikelijk was geworden wenste ik Frank en zijn team-genoten veel succes en had de volgende dag een zeer rustige dag op kantoor. Men had me zelfs voor gek verklaard, ik had toch kunnen gaan wandelen of zo! Lekker weg van het werk...
Ik vond het allemaal prima, kon lekker mijn gang gaan. De meeste belasting-adviseurs wisten ook van deze speciale dag en gingen niet vergeefs mensen bellen.



De dag na sportdag kwamen de meeste sporters verslag uitbrengen van hun wederwaardigheden, maar Frank en de andere voetballers kwamen een stuk later opdagen. Ik had me al laten vertellen dat er het één en ander gebeurd was op het veld. Frank zou hebben gevochten en een rode kaart hebben gekregen.
Toen Frank uiteindelijk onze kamer binnenkwam kreeg ik het hele verhaal te horen.

Frank was heel gemeen onderuit geschoffeld in het strafschopgebied net toen hij wilde scoren. Er kwam geen fluitsignaal en de overtreder maakte nog een flauwe grap ook. Dus had mijn kamergenoot zich aan hem vergrepen. Er kwam nog een speler de kamer binnen en die vertelde dat Frank hem zo'n beetje aan het wurgen was. En dus kreeg Frank de rode kaart, van een penalty was al helemaal geen sprake. De vlam sloeg in de figuurlijke pan en de vrienden van Frank op het veld probeerden tegenstanders te raken waar ze maar te raken waren. Het leverde nog drie rode kaarten op, binnen 10 minuten. De wedstrijd werd gestaakt en de tegenstander werd reglementair met 5-0 tot winnaar verklaard. En "ons" team werd uit de competitie gehaald.



Ze waren woedend geweest en hadden als troost een paar biertjes in de kantine gedronken. Onderweg hadden ze een kroketje willen trekken en waren in de betreffende snackbar op hun laatste tegenstanders gestuit. Ook hier liep het uit de hand, de politie moest er bij gehaald worden en er werd flinke schade aangericht.

Het Hoofd van onze Eenheid had de sportieve medewerkers deze ochtend bestraffend toegesproken en er werd hen gemeld dat ze nooit meer ons kantoor zouden mogen vertegenwoordigen op sportgebied.
En de kosten van de schade zouden op hun salaris worden ingehouden.
De schouders werden opgehaald door Frank en ik heb hem nooit meer over voetbal gehoord.

Totdat zaken ingrijpend veranderden. Frank kwam cum laude door zijn studie en werd aangesteld als manager van een team binnen ons kantoor. Het was een normale gang van zaken: iemand met verstand van cijfers moest volgens het hogere echelon ook wel kijk hebben op het runnen van een afdeling of van een team. En Frank verdween uit mijn kamer en kreeg een eigen kamer aan de andere kant van het gebouw.



Binnen een half jaar hoorde ik geruchten dat Frank veel ruzie in zijn team had en dat er zelfs twee medewerkers overspannen waren geraakt door zijn toedoen. Toen ik hem eens tegenkwam bij een koffie-automaat, kon ik het niet nalaten om hem te vragen hoe het ging. Hij gaf toe dat er wel eens tegengas kwam als hij iets wilde doordrukken. Maar hij verzekerde mij, dat als het moest hij "er met gestrekt been inging".
Het stelde me niet echt gerust.

Mijn gevoel bleek juist te zijn, een maand later was Frank overgeplaatst naar een kantoor aan de andere kant van het land. En nog een paar maanden later bleek hij de Belastingdienst helemaal te hebben verlaten. Bij navraag bij een collega-teamleider kreeg ik als reden van het mislukken van Frank als teammanager te horen dat hij geen "teamspeler" was.
============================================================



zondag 4 november 2012

Tom en André

In Nederland word je geacht je aangiftebiljet voor de inkomstenbelasting naar waarheid en zonder voorbehoud in te vullen. Maar een ieder weet dat als je zo'n formulier voor je hebt, dat dan je creativiteit tot ongekende hoogten kan stijgen.
Dat was in de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw niet anders en het werd nog eens versterkt doordat de tarieven hoog waren (tot 72%) en er veel mogelijkheden waren voor gereguleerde aftrek van nogal wat zaken.



En het was aan de belasting-ambtenaren om werkelijkheid en fantasie uit de aftrekposten te schiften. Dit leverde een flinke portie werk op. Zo belandden er dikke ordners met facturen, schoenendozen vol bonnetjes en volgeschreven agenda's op de bureaus. Soms kostte het nakijken van één aangifte dagen werk  en het was nog wel eens vergeefs werk. Aan zo'n aangifte was natuurlijk niet te zien of je met een eerlijk iemand van doen had, of met een persoon met een bovenmaatse duim.

Ik herinner mij dat ik brieven schreef, telefoneerde of bij mensen langs ging. Het leverde me prachtige zinnen op, zoals: "Het bevreemdt mij dat u met een zakenpartner uit eten gaat op de verjaardag van uw zoontje en dat deze zakenpartner een kinder-pannenkoek en een kinder-ijsje eet." Of: "Bijzonder dat u tijdens uw vakantie in de Verenigde Staten kans ziet om in Hannover (Duitsland) te gaan tanken." Sommige gezinnen waren volgens de aangifte totaal uit elkaar: vader zat volgens de papieren dag en nacht in zijn studeerkamer die precies 1/3 van het huis was. (Leverde aftrek op van 1/3 van huur en electra en gas.) En dan ging je onverwacht op bezoek en bleek de "studeerkamer" een inloopkast te zijn met een berg ongeordende papieren erin. En bij navraag bleek de geachte belastingplichtige een foutje gemaakt te hebben: het was 1/30 deel van het huis. Sorry!



Het maakte mij meestal niets uit, waarom boos worden? Ik beschouwde dit werk als een spel met HUN knikkers, verliezen kon ik immers niet. Sommige mensen waren slechte verliezers en beklaagden zich dan over de toon van mijn brieven. Want ja, een zeker cynisme is me niet vreemd.
Er waren zeer ervaren collega's die dit soort werk met een bittere agressie deden. Echt leuk is het natuurlijk niet om er altijd van uit te moeten gaan dat je belazerd wordt. Het leverde jarenlange vetes op en soms kon je telefoongesprekken dwars door muren heen horen. "Weet u wat ik met die kosten van u ga doen? De bijl gaat erin!!!" Of: "Wat kan mij het schelen dat u gehandicapt bent! U krijgt de aftrek niet!"
Ik hoorde via via over collega's aan wie aangeraden werd om hun vrouw maar te waarschuwen, "die stations-trap is erg onveilig". Nee hoor, natuurlijk was het geen dreigement...



Onder de collega's waren een aantal clubjes ontstaan en één daarvan kwam samen in de kamer tegenover de mijne. Collega André kwam altijd stipt om 10 uur met zijn pakje shag onder de arm naar de kamer van Tom.
In een schriftje werd bijgehouden wie de koffie, wie de suiker en wie koffiemelk had gekocht. En ze konden uren bomen over de werkdruk die dus eigenlijk onhoudbaar was.



Het was bekend dat er wat trucs ontstaan waren. Zo hadden enkele collega's buffers, eenvoudige gevallen die af waren werden in de eigen kast gelaten. En bij een week met een tegenvaller, zoals zo'n bewerkelijke aangifte, was het gewoon een kwestie van de productie aanvullen met dit soort simpele zaken. En dan was de norm toch gehaald. Maar gebruikelijker was om moeilijke, bewerkelijke gevallen onderin de kast te bewaren. En aan het eind van het jaar en soms op andere momenten kwam er toch wel een oproep om honderden aangiften blind weg te stempelen. Hup, een S van spoed erop. En dan was "de troep" mooi weg.



Maar een nieuwe manager betekende het einde van dit systeem: er kwam een strikte planning en een aantal medewerkers werd gevraagd om er het oog op te houden. Ook ik liet me strikken en dat leidde ertoe dat ik soms de kamers langs ging met de mededeling dat er wegens ziekte van één onzer die week wat meer geproduceerd moest worden. Overlaadden met vloeken ging ik dan de deur weer uit. En uiteraard verdubbelde het geklaag over de werkdruk.

Tom was hier erg gevoelig voor, zoals hij toch al kwetsbaar was. Er werden soms weddenschappen afgesloten hoe snel het zou duren om hem ziek naar huis te laten gaan. En dan hoefden er maar één of twee aan hem te vragen of hij zich wel lekker voelde, hij zag zo pips. En dan duurde het meestal geen uren voordat we weer hoorden: "Ik voel me heel niet goed. Willen jullie me ziek melden?" En dan sukkelde hij weg, met zijn aktetasje. En dan hoorde je André des te harder roepen dat we er allemaal onderdoor zouden gaan.



Op een dag werd ik gewenkt door een andere collega. Het was bijna half vijf. Hij wees op de deur van Tom en fluisterde dat het daar niet goed ging. Deze werkte tot vier uur en had dus al een half uur weg moeten zijn.
Volgens de collega stond Tom achter de deur te wachten tot de gang zonder mensen was. Ik bleef even bij hem staan en inderdaad werd de deur een paar keer geopend en keek Tom spiedend rond. Nadat hij ons zag staan, werd de deur weer haastig gesloten. We bleven tot vijf uur staan en vonden het toen welletjes.
Ik heb de manager de volgende dag verteld dat er problemen waren, maar deze vertelde mij dat Tom daar dan toch echt zelf mee moest komen.



Na een week kwam het nieuws van de manager: Tom had om demotie gevraagd, hij kon de druk niet meer aan. De resterende medewerkers van de groep moesten zijn werk overnemen. De sfeer werd er niet beter op en ik besloot om overplaatsing aan te vragen. Ik was "besmet" omdat ik voor de vijand (lees management) werkte. De overplaatsing lukte en het contact met mijn oude collega's ging volkomen verloren. Ik was er niet rouwig om.



Via via hoorde ik binnen een jaar dat André wegens een hartaanval was overleden.
Het één en ander heeft me later wel aan het denken gezet. Uiteindelijk ben ik ervan overtuigd dat niet iedereen even hard kan werken, ook niet met geestelijke arbeid. Het is dus aan een goede manager om medewerkers niet bovenmatig aan te jagen. En met mijn rol in het geheel was ik achteraf niet blij.
=============================================================