woensdag 27 februari 2013

Ziekteverzuim

   De nieuwe manager heeft een afspraak op mijn agenda in Lotus Notes gezet en zoals het een brave ambtenaar betaamt geef ik daar gehoor aan. Als ik zijn kamer binnenkom, zie ik dat hij koffie voor me gehaald heeft. Dat zie ik graag! Hij vraagt me te gaan zitten, sluit de deur en gaat zelf ook zitten. We nemen eerst een slokje koffie voor hij begint. Hij heeft opgemerkt dat ik een ziekteverzuim heb van 19%. Hij kijkt me heel geschokt aan.
   Nou, dat valt me dik mee, antwoord ik.
   Je weet dat het bestrijden van het ziekteverzuim de hoogste prioriteit geniet, gaat hij verder.
   Dat weet ik en je hebt pech dat je mij in je team hebt, reageer ik.
   Nou, dat wil ik ook weer niet zeggen, hoor, kruipt hij in zijn schulp.

   Ik wijs hem op mijn lichamelijke gesteldheid, het is volgens mijn Cesar-therapeute een wonder dat ik gewoon een full-time baan heb met mijn scoliose van 60 graden. Naast die therapie heb ik fysiotherapie, manuele therapie en doe thuis het nodige aan fitness. Naast een roei-apparaat heb ik een home-trainer, wat gewichten en een oefen-mat. Meer kan ik ook niet doen. Hij knikt.

   De ziekteverzuim-preventie-medewerkster deed de suggestie van een revalidatie-traject. Dat lijkt mij ook wel wat, oppert hij.
   En waarvan ga ik revalideren? Ik heb geen ongeluk gehad en ook geen operatie, ik ben zelfs de laatste maand nog geen dag niet op kantoor geweest, antwoord ik.
   Je komt ervoor in aanmerking vanwege je hoge verzuim-percentage, gaat hij verder.
   Ik ken dat revalidatie-traject: het is gewoon 10 keer fitness, maar het fitness-centrum waar het wordt gedaan strijkt er € 4.500 voor op. Ik voel er niks voor, reageer ik. 
   De ziekteverzuim-preventie-medewerkster leek zo'n fitness-programma toch wel goed. Hij geeft niet op.
   Heb je wel naar me geluisterd?, vraag ik. Naar wat ik allemaal doe. Bovendien: na 10 keer fitness in dat centrum heb ik niet opeens een rechte rug, of ga je me nu vertellen dat dat wel zal gebeuren.
   Hij schudt zijn hoofd.
   Ik voel er niets voor en ik weiger pertinent, ik laat merken dat ik geen zin meer heb in dit nutteloze gesprek.
   O.K., we zetten er een punt achter en ik maak een verslag van dit gesprek. Jij krijgt ook een kopie, zegt hij.
   Laat dat verslag maar zitten, ik heb geen belangstelling, kap ik het gesprek geïrriteerd af.
   Ik krijg een handje als ik zijn kamer verlaat. Toch bedankt voor het gesprek, zegt hij netjes.

   Een paar maanden later heb ik alweer een gesprek met de manager. Het gaat deze keer om de jaarlijkse beoordeling. 
   Allereerst wil ik je een pluim geven, zegt hij. Het ziekteverzuim in het afgelopen jaar was 17%. We zijn op de goede weg.
   Verwacht je nu echt dat ik dan volgend jaar op 15% zit? vraag ik verbaasd over zoveel onbenul. De kans dat het 30% wordt, is groter. Het ene jaar heb ik meer geluk dan het andere.
   Dit onderdeel van de beoordeling is het enige dat van hemzelf komt. Inhoudelijk weet ik niets van je werk, dus heb ik die punten moeten baseren op de adviezen van collega's en van de fiscalisten, zegt hij.
   Ik heb al gezien dat het meeste exact overeenkomt met de beoordeling van het jaar ervoor. Sommige woorden zijn vervangen door synoniemen en er staan behoorlijk wat spelfouten in.
   Ik wijs hem op de spelfouten en hij is me dankbaar, een kopie gaat naar het hogere echelon en het komt dan zo slordig over.

   Nadat ik de verbeterde versie heb getekend, krijg ik een kopie en hij zegt nog eens: Prima gedaan hoor, met dat verzuim! Ik kan een soort gesnuif niet onderdrukken en loop weg.
   En, hoe was het? vraagt mijn kamergenoot belangstellend.
   Wat een onzin! mopper ik en gooi de kopie in de onderste lade van mijn bureau, bij mijn andere rommel.
   Koffie? stel ik voor. Hij knikt en ik ga op weg naar de automaat.
==========================================================

zondag 24 februari 2013

Zuurbekje

Het is een saaie zondagavond. Zoals gewoonlijk is er na Studio Sport niets op tv wat enigszins de moeite waard is. De treurbuis noemt dichter Gerrit Komrij de televisie. Hij heeft helemaal gelijk! Dan maar weer naar de kroeg, kan ik gelijk de hoofdpijn van de vorige avond kwijtraken. Gelukkig is het best een mooie maartse avond, zonder regen en niet te koud.
Ik ben duidelijk niet de enige met dit idee. De tent zit halfvol, best opmerkelijk voor een avond als deze. En ik tref warempel wat goede bekenden. De man zonder kin zit verderop, knikt eens naar mij en ik knik terug. We zitten dus op deze saaie zondagavond maar weer eens aan de bar en hebben een bekende, altijd weer terugkerende discussie: wie wordt er dit jaar kampioen? Ach, alles beter dan over je werk praten.



Rond een uur of tien wordt het alweer wat stiller, tja men moet morgenvroeg weer aan de bak. Maar het bier smaakt mij nog te goed om al weg te gaan en één van mijn maten is ook blijven hangen.
Als de deur opengaat, kijken we onwillekeurig wie er binnen komt. Hè nee; hij weer. Frank komt moeizaam aan lopen en moet zich staande houden aan de barkruk naast die van mij. Zuchtend hijst hij zich op erop en probeert met dubbele tong te bestellen. De barman weigert eerst iets te schenken, maar laat zich toch door hem overreden. Als Frank zijn eerste teug binnen heeft, zegt hij Nou, nou. We gaan gewoon verder met ons gesprek, Frank heeft wat te melden maar het zal wel weer hetzelfde zijn als altijd.



Frank werkt freelance en helemaal gratis voor een radio-piraat die ergens in de stad zit. Zijn uurtje is gevuld met vrij goede muziek en Frank's gewauwel: Uh, dit was uh de nieuwe van uh de uh Golden Earring. Duh. Tegenover anderen geeft hij zich dus uit voor dj; voor ons is hij nog steeds Zuurbekje. Het is een beetje standaard dat hij in de wc in de kroeg over zijn nek gaat en hij kan niet goed mikken.
Hij heeft wat te melden en we kunnen hem niet tegenhouden. Ik ben net opgepakt door de kit. Uh, uh. Half uur, uh, op het uh bureau gezeten. Zeiklui! En hij neemt nog een teug.



Er wordt van ons verwacht dat we vragen wat er gebeurd is, we doen dat echter niet. Hij gaat ongevraagd verder met zijn verhaal. Om kort te gaan: hij is door de piraat ontslagen en heeft daarna flink gezopen om zijn agressie kwijt te raken. Toen dat niet hielp heeft hij een winkelruit van Albert Heijn ingetrapt. Hij trekt zijn broekspijp op en laat een grote pleister op zijn kuit zien. Zeiklui, zegt hij nog maar een keer en drinkt zijn glas in één keer leeg en ramt het op de bar. Nog één!  De barman schudt zijn hoofd, Wegwezen, Frank!
Frank zucht, Zeikert. Hij loopt de kroeg uit en slaat de deur zo hard mogelijk dicht.

We schudden net als de barman onze wijze hoofden en gaan verder met onze intellectuele discussie over voetbal.
============================================

zaterdag 23 februari 2013

Niet eerlijk

Als ik café Mariposa binnenloop is het wat stil; misschien had ik beter naar één van de andere cafés in ons circuit kunnen gaan. Waar zit de rest? Tijd om om te keren heb ik niet. Maarten staat achter de bar: hij heeft zijn duim opgestoken en is duidelijk een halve liter voor me aan het tappen. Ja, dan kan je moeilijk meer weg. Ik ga willekeurig ergens zitten en Maarten zet het glas voor me neer. Proost man!  Hij zet een nieuwe elpee op en schenkt vakkundig een scheut jenever eroverheen voordat hij de naald laat zakken. De enige manier om te voorkomen dat je alleen het geluid van een knappend haardvuur te horen krijgt.



Ah, Steely Dan, ik zit meteen wat meer ontspannen en klets een beetje met Maarten. Maar het wordt drukker en hij moet doen waarvoor hij betaald wordt. Ik kijk wat om me heen, veel volk is er niet. Ik zie de man zonder kin links verderop zitten met wat andere onduidelijke figuren. En rechts zitten een stel meiden te geiten. Ik geloof het verder wel, misschien straks toch ergens anders kijken. Het bier klokt lekker weg en als mijn glas leeg is probeer ik Maarten's aandacht te krijgen. Even betalen en dan wegwezen. Maar Maarten staat bij de meiden en tapt daarna hun bestelling; ik wacht wel even.

                                                  Steely Dan

Er verschijnt een vers glas bier voor mijn neus. Van de dames, zegt Maarten. Oude truc, ik ken het. Volgende ronde zal voor mij zijn. Zo zullen de dames een tijdje goedkoop kunnen genieten. Ach, het maakt me niet uit ook: ik heb verder niks beters te doen. Ik proost naar de meiden en ze gebaren naar een lege kruk, die tussen hen instaat. Nou vooruit dan maar, denk ik en loop met het glas in mijn handen naar ze toe. Voorstel-rondje: Inky, valt van dichtbij nogal tegen vanwege een hevige acne-aanval en een lelijke trui, misschien ziet ze er altijd wel zo uit; haar zus Bea, met geblondeerd gemillimeterd haar en een jeans tuinpak; hé daar is Linda ook, mooie meid met donker lang haar (Hoe is het met Kees?) en Marianne, grappig koppie met halflang donkerblond haar met een paars tuinpak.

                                                                        Tuinpak

Omdat ik Linda en Kees al wat langer ken, is het ijs snel gebroken, voorzover dat er was. Kees is de stad uit, dus maakt Linda de stad met haar vriendinnen onveilig. Het wordt nog best gezellig met de dames. Ik besluit geen acht te slaan op een tic van Bea: ze veegt zo nu en dan kruimels of stof of zoiets van mijn knieën.
De anderen schijnen dit ook normaal te vinden. Twee drinken witte wijn en de anderen bessen met ijs. En ze zijn niet kinderachtig met rondjes geven. Mijn vooroordeel was dus niet juist. Ik besluit te blijven zitten, morgen is er weer een dag om met de mannen te zuipen. Even komen er nog twee andere meiden bij, die na één drankje alweer vertrekken. Als ik voor alle zes dames even verderop ga staan om te bestellen, bijt een eenzame vent me toe: Heb je soms honing aan je lul hangen. A-sociaal!

                                          Bessen met ijs

Voordat we het beseffen is het één uur, sluitingstijd. De vier moeten mijn kant op en gezellig kletsend zijn we in een mum van tijd in de straten waar Linda en Marianne wonen. We wensen hen luidkeels welterusten en vervolgen onze weg. Dan is het mijn beurt om af te slaan, maar ik besluit om Inky en Bea netjes thuis af te leveren. Voor hun huis wens ik ze ook welterusten. Maar de dames willen gezoend worden en ik geef Inky heel netjes drie kussen op de koude wangetjes. Als ik voor Bea sta, neemt ze mijn hoofd in beide handen en plant haar lippen op de mijne. Ik wil niet kinderachtig zijn en dus staan we elkaar gewoon af te lebberen. Bea dronk bessen met ijs besef ik en Inky staat naast ons te snuiven. Bea laat los, Doei, zegt ze zacht, tot gauw. Ik knik.

Terwijl ik wegrijd hoor ik Dat is verdomme niet eerlijk, Bea! Ik zag hem het eerst! Ik besluit niet meer om te kijken en sla snel de hoek om. Als ze maar niet gaan vechten, denk ik; ik wil er niet bij zijn!
====================================================

vrijdag 22 februari 2013

Woeste Willem

Terwijl ik in overleg ben met mijn directe chef, de chef inkomstenbelasting, hoor ik hem zuchten. Nee, hè, daar is hij weer. En hij wordt nog bleker dan hij normaal al is. Ik volg zijn blik en zie hem binnenkomen, de chef de bureau, de hoogste chef van de eenheid. Het is een bonkige kerel, bijna net zo breed als hij lang is en de meeste mensen in het gebouw zijn als de dood voor hem, Woeste Willem. Ik zie de mensen van mijn afdeling verstijven als hij langs komt lopen. Zo nu en dan kijkt hij over iemands schouder om te zien waar ze mee bezig zijn. Hij wijst iemand op een fout. Na een snelle ronde over de hele zaal, zwaait hij eens naar ons en loopt dan de afdeling af. De bleke man naast mij kijkt hem hoofdschuddend na.

Willem heeft hier niets te zoeken, het is ons baantje om deze mensen op een goede manier aan het werk te houden. De chef inkomstenbelasting wrijft eens over zijn slapen; hij zal wel weer hoofdpijn hebben, neem ik aan. Ik stel voor dat we er iets aan doen, zeg ik. Hij heft zijn handen ten hemel. Daarvandaan verwacht ik zelf weinig hulp, maar mijn meerdere blijkbaar wel. Hij blijft gewoon in zijn "aquarium" zitten, de werkruimte van de chef inkomstenbelasting is een soort glazen hok, dat eigenlijk deel uitmaakt van de grote zaal.

Ik sta op, neem de trap naar beneden en ga naar de kamer van de chef de bureau. Ik klop, BINNEN, hoor ik zijn stentor-stem en ga enigszins zenuwachtig naar binnen en sluit de deur achter me. Ik heb eigenlijk nog geen idee wat te doen. Maar het gaat vanzelf, in al mijn boosheid, Wilt u dat ik naar huis ga? zeg ik. Zijn voorhoofd is vol met vraagtekens en hij wijst naar een stoel. Ik blijf liever staan. U bent bezig om mijn baan over te nemen, dan kan ik net zo goed thuis gaan zitten. Het klinkt een stuk zekerder dan ik mij eigenlijk voel. Het dringt nu goed tot hem door waar dit over gaat.

Eerst zitten! zegt hij en ik doe het nu wel. Ik heb mijn handen ineengeslagen zodat het niet opvalt dat ze trillen. En dan klinkt het: Het spijt me. Je hebt helemaal gelijk. Maar ik zit maar in dit hok, ik geef om die mensen. Ze zijn als kinderen voor mij. Ik ga voor ze door het vuur, maar als ze me belazeren ben ik in staat om ze van de trap af te slaan. Ik wijs er op dat het niet zijn taak is om ze aan te sturen. Hij geeft me gelijk en biedt nogmaals zijn excuses aan. Vraagt zelfs om er gelijk op te springen, mocht zoiets weer gebeuren.

Onverwacht begint hij mij complimenten te maken: ik zou het zoveel beter doen dan mijn voorgangers. Hij noemt de namen en geeft er commentaar bij. De kwalificaties zijn: een slappe dweil, een ruggengraatloze worm en meer van dat alles. Ik ken ze allemaal; ze vertelden me o zo graag hoe goed alles gegaan was en hoe ze werden gewaardeerd toen ik deze baan kreeg. Ik krijg ongevraagd advies van Willem: doe iets in de vakbond en je carrière kan sneller gaan.

Dan zie ik zijn gezicht bewolken. Doe niet wat ik deed. Sleep je gezin niet van hot naar her, zoals ik deed. Van het diepe zuiden naar het hoge noorden en van Zeeland naar de kop van Noord-Holland. Mijn kinderen zitten nu verspreid over het hele land; mijn vrouw en ik hebben vrijwel geen contact met hen en mijn vrouw haat me daarom. Ik zie tranen over zijn wangen lopen. Hier had ik geen rekening mee gehouden en ik voel me erg ongemakkelijk. Als ik hem ga troosten, kan ik een dreun verwachten. Wat te doen?

In mijn zenuwen kraam ik uit: Als je je kinderen bezoekt, krijg je wel veel van het land te zien. (Oh, nee!) Maar hij begint plotseling bulderend te lachen. Hahaha, je geeft er weer een draai aan. Hij veegt zijn tranen weg en is weer zijn oude zelf. Kom op Steeg, terug naar het front! Ik sta op, loop de deur uit en terwijl ik de deurknop in mijn handen heb om de deur achter me dicht te doen, hoor ik Als je dit aan iemand vertelt, breek ik allebei je poten. Grinnikend sluit ik de deur.
Ik geloof hem op zijn woord.
====================================================

zaterdag 16 februari 2013

De Danser

Niemand kent mij als groot danstalent. Geen wonder, met mijn totale gebrek aan ritme-gevoel en onbeheersbaar lange benen geldt ik eerder als een plaag voor de dansvloer. Eens heb ik geprobeerd te doen aan volksdansen. Achteraf ben ik zeer blij dat er in die tijd nog geen Youtube bestond; zeker weten dat er verschillende filmpjes van mijn gestoethaspel zouden schitteren op dit medium. Of het nu lag aan een beperkte kennis van de begrippen links, rechts, voor en achter of aan een totaal gebrek aan spierbeheersing weet ik niet. Het werd mij niet verzocht, daar waren de leiders van het dansen te aardig voor, maar er ging een zucht van verlichting op toen ik besloot te stoppen. Ik voelde me in bruine café's wat beter op mijn plaats.



Op feestjes zie ik nog wel eens kans om na een aantal biertjes mijn gebrek aan talent te verhullen en tussen een menigte mensen wat wanstaltige bewegingen te maken. In de jaren zestig van de vorige eeuw noemden soortgelijke types als ik dit shaken. Niet te verwarren met twisten, want dan zouden we in de knoop raken.
Met een paar vrienden zagen we wel kans om de danspasjes van groepen als Tavares, Gladys Knight and the Pips, Temptations en dergelijke na te doen. En onze mime van de koortjes was vlekkeloos. Oewaa en dergelijke ging ons goed af. De meeste mensen zagen daar de humor ook wel van in. Op feestjes waren we dan ook een grote hit.

                                          Tavares                                        

In mijn woonplaats was, hoewel het een middelgrote stad was, maar één disco, PPM bowling genaamd. In de jaren zeventig probeerde ik wel eens binnen te komen. De leuke meiden waren daar te vinden volgens vrienden die er verstand van zouden kunnen hebben. Maar ik werd altijd geweigerd, zelfs al riep ik dat mijn maat Karel Pala achter de draaitafel zat. Karel had een onbegrensde kennis van de popmuziek, vond altijd alles helemaal te wauw en je kon goed met hem doorzakken. En hij was een nationale bekendheid na het winnen van een pop-quiz op de radio. Hij had zo'n 2.000 singletjes en soms hielp ik mee om ze naar de disco te krijgen.
Op vragen waarom ik geweigerd werd, werd altijd gezegd dat ik verkeerde schoenen droeg. Maar dan keken ze naar mijn spijkerpak.

                                          Karel Pala (recente foto)

Eens, op een mooie vrijdagavond stelde vriend Evert voor om het clubje dat op dat moment aan de bar zat samen naar PPM te gaan. Dus wij met zijn vieren naar PPM; Evert die zijn vertegenwoordigers-pak nog aan had werd vooraan ons rijtje bij de deur gezet. En ja hoor, Evert mocht er wel in. Wij als een soort zwaan-kleef-aan-stoet achter hem aan, een soort Siamese vierling is nog een betere beschrijving. Nou vooruit dan maar zei de gorilla in zijn apepakkie bij de deur. Binnen was het voor mij een hevige teleurstelling. Aan de ene kant van de zaal zaten opgedirkte meiden met hun handtasjes angstig in de vuistjes naar de andere kant te loeren. Daar stonden de stoere knapen elkaar zo nu en dan aanduwend, allen met een flesje bier in hun knuisten. Toe dan! Ga er dan naar toe! Maar er gebeurde niets. Het was alsof er een zee van dominees de beide geslachten uit elkaar hield.

                                          Gladys Knight and the Pips

We zwaaiden naar Karel en we konden aan zijn mond-bewegingen zien dat hij Hee, te wauw! uitriep. Het volume van de muziek stond uiteraard te hard om hem echt te kunnen verstaan.
Karel zette een nieuw muziekje op: Gladys Knight and The Pips. Dat had hij dus niet moeten doen, want nu moesten we onze kunsten wel vertonen. Het volk aan beide kanten kon het wel waarderen, zo te zien. Maar anderen niet. We voelden allemaal een stevige knuist onze nek omvatten, de uitsmijters bleken niet van onze dans te houden. Veel keus hadden we niet en gedwee lieten we ons naar de deur voeren. En het viel mee: we werden er niet uitgegooid, maar er netjes uitgezet.

Wat is dat nu jammer zei ik. Ik heb Karel niet eens gedag kunnen zeggen. Gelukkig zat er een goede kroeg om de hoek waar we onszelf achter een goed glas bier konden gaan beklagen.
=========================================================

vrijdag 15 februari 2013

Ad

Het was in de jaren zeventig van de vorige eeuw dat de overheid nog steeds het liefste gereformeerde mensen in dienst nam. In die tijd was het credo voor die mensen nog altijd dat het gezag van God gegeven is.
Als ongelovige heiden kwam ik er een beetje vreemd tussen te zitten; het niet afleggen van de ambtelijke eed op de bijbel, maar het simpel doen van een gelofte bij mijn aanstelling als ambtenaar heeft mijn carrière niet echt bespoedigd.




Dat bleek bijvoorbeeld toen onze afdeling zo'n beetje onthoofd werd; de drie meest ervaren krachten vertrokken en plotseling was ik de "oude rot". Er was een nieuw blokhoofd nodig en al mijn collega's wisten mij te vertellen dat ik dat zou worden. Mijn nieuwe vaste stek zou naast de balie zijn. De Chef de Bureau Van Oude Plateringen besliste anders, ons kent ons en daarom werd ik gepasseerd door Ad, een trouw bezoeker van dezelfde kerk als de chef.
Ad was niet erg zeker van zijn zaak, maar vond het ook niet fijn om aan mij raad te vragen. Met hulp van de chef en het schriftje waarin hij alle dingen schreef die in zijn ogen belangrijk waren, hield hij zich administratief aardig op de been. Hij was een harde werker en rekenen kon hij wel.



Met mensen omgaan was een ander verhaal. Omdat hij niet snel alles begreep wat hij hoorde, had hij zichzelf een soort blanco gelaatsuitdrukking aangeleerd. Dat leek slimmer dan met vraagtekens in de ogen. Met zijn bleke gelaatskleur kreeg hij van zijn naaste collega's al gauw de bijnaam "de Dooie". En het bleek alras dat de mensen zijn blanco gezicht ervoeren als onverschillig en bot. Dit werd nog erger gemaakt omdat er nooit een geluid over zijn lippen kwam als hij luisterde. Een "ja,ja" , "ik begrijp uw probleem" en dergelijke laat enige betrokkenheid zien. Kwam nog bij dat hij slechts bereid was te doen wat in zijn taakomschrijving stond. Maar de mensen die wij te woord moesten staan, verwachtten een sociaal medewerker aan te treffen. Zo hielpen we mensen allerlei formulieren in te vullen: huursubsidie, kinderbijslag en andere aanvragen kwamen op de balie terecht. Maar Ad snauwde slechts: "Daarvoor moet u niet bij mij zijn!" en zweeg daarna weer als het graf, met de armen voor de borst wachtend tot de mensen vertrokken waren. Herhaaldelijk zuchtten wij, "Nee, hè. Weer één aan het janken gekregen."

                                          Huis Holland na renovatie

De situatie etterde een half jaartje door en toen werden Ad en ik gevraagd om "simpele" aangiften te gaan behandelen in het van krakers afgepakte gebouw naast het hoofdgebouw. Een zaaltje was een beetje gereinigd en de muren waren bruin gesausd. De inspiratie daarvoor was waarschijnlijk verkregen door het aantreffen van de drollen in de kamers op de eerste en tweede verdieping. De bijna gepensioneerde referendaris ging ons inwerken. Hij legde ons uit hoe de investeringsaftrek voor bedrijven werkte en wij konden aan de slag. Uiteraard hadden Ad en ik helemaal niets te maken met bedrijven; de aangiften die wij behandelden waren van mensen in loondienst en van gepensioneerden. Maar met hulp van de belasting-almanak en van de dossiers van de betrokkenen kwamen we al een heel eind. En ik was wel zo eigenwijs dat ik zelf in boekwerken naar oplossingen ging zoeken. Brieven schrijven met vragen was ook geen punt.
Ad en ik waren geen vrienden, we brachten dagen in volledige stilte door. En alleen door zijn gesnuif wist ik dat hij een probleemgeval aan het behandelen was. Raad aan elkaar vragen was wel het laatste!

                                                         Moderne versie van een almanak

Al snel bemerkte ik dat er een nieuw schriftje was aangelegd. Ik ging altijd om half vijf 's-middags naar huis en Ad was dan nog aanwezig. In mijn afwezigheid selecteerde hij volzinnen van mij en had deze in dit schriftje opgeslagen. Ik bemerkte nog iets anders. Elke week had hij één aangifte meer afgehandeld dan ik. In zijn angst om te weinig te doen, deed hij net zoveel maar dan eentje meer. Ik besloot het eens uit te testen en legde vijf onbehandelde posten tussen de rest. Die week had hij zes posten meer behandeld. De week erop hield ik tien reeds behandelde posten apart en deed die op het laatste nippertje bij mijn afgehandelde werk. En ja, hoor, Ad had negen posten minder die week. Van collega's hoorde ik dat hij de posten kwam natellen op de afdeling die voor verwerking zorgde. Nadat ik dit geintje een keer of vijf had gedaan, merkte ik dat hij niet meer probeerde om eentje meer te doen.



Al na een paar maanden kwam er een landelijk bericht: we konden "opgaan" voor commies. Als je werd geaccepteerd, wist je dat je carrière goed op gang kwam. Ik had het al een keer gedaan, met weinig succes. Met mijn linkse opvattingen en mijn status van ongehuwde ongelovige was het lastig om de drempel te nemen. Maar ik ging het uiteraard weer proberen en schreef de benodigde brieven.
Na een week kwam de uitnodiging voor de volgende stap: de intelligentie-test. De brief met de uitnodiging werd in die tijd aan het Hoofd van Dienst gestuurd en dus kwam een hoofdschuddende Van Oude Plateringen met twee brieven ons bruine zaaltje ingelopen. Ik had niet moeten solliciteren, er zou druk gezet worden om Ad verder te helpen. En ik verstoorde de gang van zaken. Ik merkte op dat het mijn goed recht was om te solliciteren. De chef antwoordde daar niet op, maar liep geïrriteerd weg.



Ad en ik kregen de resultaten van de test in een gesloten envelop. "Ik heb twee voldoende en één goed! En jij?" zei Ad trots. Ik had mijn brief al in mijn la gelegd, wilde er eigenlijk niet over praten; het ging hem niets aan. Maar nu moest ik wel, voelde ik. "Drie keer uitmuntend." antwoordde ik en boog me weer over mijn werk. Een week later ontving ik de uitnodiging voor de volgende stap, een gesprek met een selectie-commissie en met een psycholoog. Ad kreeg niets. Ik kreeg nog wel iets: een bezoekje van de scheldende vrouw van Ad, die als secretaresse voor het Hoofd van de Eenheid werkte. "Ik haat je! Jij hebt de kansen voor mijn Ad verknald!" schreeuwde ze. Mijn reactie wachtte ze verder niet af.



Dat ik uiteindelijk weer om mijn opvattingen werd afgewezen (Wel ontwikkelingshulp voor Cuba, niet voor het Indonesië van Soeharto) heeft Ad niet meer meegekregen. Plotseling nam het stel ontslag. Tussen de vrouw en mij was het niet meer goedgekomen, van Ad kreeg ik nog wel een handje. Ze gingen samen een filiaal beheren van het kaas-imperium van een neef. Ik wenste hem alle succes van de wereld en heb nooit meer iets van of over hem gehoord.
=====================================================

vrijdag 8 februari 2013

Een klant

   Het was lente en 1 april was al in zicht. Het was in de jaren zeventig, de tijd waarin de mensen papieren belastingformulieren invulden. Ik bemande destijds de balie: als mensen hulp nodig hadden met invullen van het formulier inkomstenbelasting was ik er om die te geven. Dat gaf soms komische situaties. Mensen die de envelop voor me neergooiden en dan uitriepen: Ik snap er niks van!, waarbij mijn antwoord steevast was: Dat lijkt me inderdaad ook erg moeilijk met zo'n envelop die nog helemaal dicht zit. Of je kon met iemand een grote schoenendoos doornemen, waarin allerlei zeer gewichtige papieren zaten zoals bonnetjes van de HEMA.
Soms kreeg ik te horen: Ik heb liever een wat ouder iemand die me helpt. Iemand met wat meer ervaring. Ik kon het ook niet helpen dat ik er een stuk jonger uitzag dan mijn werkelijke leeftijd. Ik riep dan meestal Arnold erbij. Vier jaar jonger, maar al vroegtijdig grijs. Hij zat nog maar net op onze afdeling en moest voor bijna alles mijn hulp inroepen. Dus dan hadden die mensen toch weer met mij te maken. Al met al best leuk werk.



   De deur ging open en ik stond op van mijn bureau dat aan de balie grensde. Een bloedmooie mevrouw kwam binnen, gevolgd door een iets jongere versie. Ik schatte de oudste op hoogstens 35 jaar en de jongere op niet meer dan 18. De dame had problemen met haar formulier, ik keek in de richting van de ander die op de stoel was gaan zitten naast de deur. Mijn dochter, zei ze en voegde er aan toe dat ze geen geheimen voor haar had. Ik kon het niet laten en zei dat ik dacht dat het haar jongere zus was. Beide dames konden dit wel waarderen. Je bent lief zei de oudste. De mevrouw legde haar papieren op mijn balie en ik verwachtte haar eerste vraag. Maar ze vroeg of ze haar jas mocht uitdoen. Het was zo warm hier. Ik had dit nog niet bemerkt, maar ik vond het prima. Ze gaf de jas aan haar dochter die hem over haar schoot legde. Ze bleek een leuk zomerjurkje te dragen met een vrij diepe hals.



   Tijdens mijn uitleg kreeg ook ik het warm. Telkens boog ze zich voorover om een regel in het biljet aan te wijzen en zodoende gaf ze mij een weelderig uitzicht. Ik probeerde niet al te opzichtig in haar decolleté te kijken, maar dat viel waarachtig niet mee. Maar het lukte mij toch om verstandige raad te geven en er zelfs nog wat ongevraagde tips aan toe te voegen. En moet ik dat dan daar invullen? En daar kwamen de borsten weer aan. Ik zuchtte ervan en kon alleen nog maar knikken. De dochter sloeg het tafereeltje gade zonder iets te zeggen. Na een tijd leek het erop dat we klaar waren. De mevrouw verzamelde haar papieren en stopte alles in de blauwe envelop. De dochter stond op, gaf de jas en ze trok hem aan.
Als het toch nog niet lukt, mag u altijd nog een keer langs komen zei ik gul.
Je bent een lieverd zei ze terwijl ze de deur opende. Toen de dames wegliepen gaf de dochter mij een knipoog.

   Wat was dat? vroeg chef Van Oude Plateringen achterdochtig. Gewoon, een klant zei ik en veegde het zweet van mijn voorhoofd.
===================================================