zaterdag 29 december 2012

Een vervelende dag

   In de jaren zeventig bestond er nog een grote behoefte aan een groot Nederlands leger. We werden immers bedreigd door de Sovjet-Unie. En de DDR was niet eens zo ver weg. En dus hadden we dienstplicht. Iedere jongeman werd geacht het vaderland te gaan dienen in het leger. In die tijd duurde dit achttien maanden. Als je weigerde, had je een probleem. Dan mocht je twee jaar in straf-oord Veenhuizen verblijven.

                                         Poort van strafoord Veenoord

                                          Stimulerende tekst in strafoord Veenhuizen

   Het was dus niet verwonderlijk dat er geprobeerd werd om er op andere manieren onderuit te komen. Ik zat in die tijd op de Rijks Pedagogische Academie omdat ik een vaag idee had dat ik net als nogal wat familieleden geschikt zou zijn voor het onderwijzersvak. Net toen ik het zowaar tot het tweede jaar had geschopt, viel de oproep voor de keuring in de brievenbus. En ik was niet de enige! In mijn groep waren er hevige discussies welke mogelijkheden om de dienstplicht te ontlopen de beste waren. Trouwen was een optie, degeen die voor het inkomen zorgde van het gezin was vrijgesteld. Maar dan moest je natuurlijk wel een vriendin hebben die dit wilde doen en die had ik niet. Een andere methode was uitstel vragen vanwege je studie. Ook dat was geen optie voor mij, omdat ik jaren daarvoor al eens was blijven zitten op het Lyceum. En dan gold het niet. Volgende mogelijkheid was vreemd gedrag vertonen, volgens kenners was het voldoende om incontinent te zijn. Het leek mij niet aantrekkelijk om het bij de keuring in mijn broek te doen. Laatste optie was om na goedkeuring elke nacht te gaan huilen en je dienst-maten wakker te houden. Vreemd gedrag leidde tot een vermelding in je dossier: S5. Met die vermelding kwam je niet meer in aanmerking voor sommige beroepen. Dus niet echt aantrekkelijk.



   Wij wisten ook allemaal dat als je buitengewoon dienstplichtig was, je werd ingedeeld bij de B.B.. Buitengewone dienstplicht kreeg je als er teveel aanbod van jongemannen was, of als je uitstel/afstel van dienstplicht gekregen had. B.B. betekende niet dat je iets met Brigitte Bardot mocht doen, nee, B.B. stond voor Bescherming Bevolking. Het was een soort reserve leger, dat hand-en spandiensten moest doen in een eventuele oorlog en daarvoor bijna constant diende te oefenen. En hoe lang je daarin moest meedraaien wist niemand te vertellen.

   De simpelste manier om niet in dienst te hoeven was "gewoon" fysiek niet geschikt te zijn. Er waren geruchten dat het hebben van platvoeten al voldoende was, maar dit scheen gewoon niet waar te zijn. En als je hinkend en wel naar de keuring ging, prikten ze daar snel doorheen. Wat kon ik anders doen dan maar gewoon op de keuring verschijnen en er het beste van te hopen.

   Dus op de dag dat ik geacht werd mij te laten keuren ging ik op mijn fiets naar het station, gewapend met mijn vrij vervoersbewijs. Op naar het perron vanwaar de trein naar Utrecht zou vertrekken. Het stond vol met jongens van mijn leeftijd en ik kende er niemand van. Veel behoefte aan een gesprekje had ik niet, ik was gespannen en wist nog steeds niet wat ik zou gaan doen in geval ze mij zouden goedkeuren.

                                           Knoop-kazerne in Utrecht

   De trein was stipt op tijd en de weg naar de Knoop-kazerne waar ik me moest melden was niet moeilijk. De hele meute sjokte voorbij de Jaarbeurshallen en ik liet me gewoon meevoeren in de stroom. In de kazerne werden we eerst richting kantine gestuurd. Dus zaten we binnen de kortste keren allemaal met een koffie voor de neus, al of niet met een gevulde koek. Sommige jongens leken wel enthousiast en er ontstonden her en der gesprekken tussen mensen die elkaar nog nooit eerder hadden gezien. De boel leek langzamerhand een beetje te ontspannen.

   Stipt om 9 uur kwam een kerel in uniform binnen en begon meteen al schreeuwend iets aan ons te vertellen. Van schrik waren we allemaal stil en luisterden naar zijn bedreigingen. We hoefden niet te denken dat we er een potje van konden maken, we zouden van een koude kermis thuis komen! Heel fijn! Gelijk dreigen met straf.
De schrik zat er een beetje in. Hij blafte ons meer toe: we werden in drie groepen ingedeeld: één zou eerst een intelligentie-test doen, de jongens in de andere zouden eerst afzonderlijke gesprekken hebben met een officier en de laatste groep zou eerst de medische keuring ondergaan. Ik belandde in de laatste groep.



   We werden naar een soort grote kleedkamer gevoerd en toegesnauwd dat we alleen een onderbroek mochten aanhouden. Eerst moest er geplast worden. Pissen op bevel gaat me slecht af en ook nu was dat het geval.  Ik was de laatste die iets in een potje had gekregen. Daarna werden we weer in vier groepen onderverdeeld: er waren vier artsen aan het keuren. Erg warm was het niet in de kazerne en al helemaal niet als je op een keihard houten bankje in je witte slip zit te kleumen.

   Gelukkig duurde het niet al te lang. Mijn beurt. De arts bekeek me van voren. "Omdraaien!" snauwde hij. Als een braaf hondje deed ik dat. "Tjongejonge," zei hij. "Meekomen!"
Ik in mijn onderbroekje achter de man in witte jas aan, het doel was een andere arts bezoeken. "Kijk nou eens wat ik heb!" Ik moest me weer omdraaien en ze lieten me ook een keer bukken. Ze wisselden wat moeilijke termen en leken er bijna lol in te hebben. Ik moet een kop als een biet hebben gehad; wist toch zeker dat ik een schone onderbroek droeg.
Ook de andere twee artsen mochten mij bewonderen; ik was tot kermisattractie gebombardeerd. En ik besefte nu inmiddels wel dat er iets fout zat met mijn rug.

                                                           Uniform

   Ik mocht me aankleden en plaats nemen op een bankje in de gang. Het leek erop dat ik een snellere behandeling kreeg. Ik keek op mijn horloge: nog geen half elf. De schreeuwert kwam me halen; ik moest naar de kapitein. Zijn soldatenpakje was wat luxer, hij had wat toeters en bellen erop. Eerst moest hij zo nodig iets verder invullen en toen begon hij vragen te stellen. Hij wilde weten hoe ik tegenover het leger stond, tegenover Amerika en de Sovjet-Unie. Hij vroeg me nog net niet waar ik het jaar daarvoor op gestemd had. Ik ging nergens op in, zei hem dat het voor mij niet interessant meer was. Ik was medisch niet geschikt en daarmee was voor mij de kous af. Hij drong nog wat aan, maar ik ging nergens op in.



   Hij stuurde me weer terug naar mijn bankje. Het was kwart voor elf en ik wist dat het erop zat. Ze zouden me zo wel naar huis sturen. Maar zo werkte dat dus niet: de kapitein nam wraak en hij liet me op het bankje gaar koken. Ik kreeg geen lunch in tegenstelling tot de anderen. Ik zag de anderen terugkomen van hun lunch en één van de jongens vroeg aan mij wat er met me aan de hand was. Voordat ik kon antwoorden werd hij weg gesnauwd door de schreeuwert. Zou ik besmettelijk zijn?



   Even na drie uur kwam een ander militair figuur mij een briefje geven. Het had de grootte van een briefkaart. En er was met een rood stempeltje opgezet: Voorgoed ongeschikt. En een witte envelop waarop mijn naam stond en Aan de huisarts van.. "Je kan gaan." zei hij.

   Ik stopte de brieven in mijn jaszak en ging de deur uit. Even verderop was de kazernepoort al en dat zou het einde zijn van het verhaal. "Wacht even! Wacht even!" klonk er achter me. Iemand kwam me achterop en probeerde me in te halen. Zouden ze zich bedacht hebben? Maar nee, het was een jongeman in burgerkledij die nu hinkend naderbij kwam. Hij was niet erg groot, ik schatte hem op iets meer dan 1 meter. Hij liep moeilijk, zijn ene been was aanmerkelijk korter dan het andere. Hij was ook afgekeurd, zei hij. Samen liepen we verder, de poort uit. Lord Wanhoop en zijn broer. Wij gingen het vaderland dus niet redden.
====================================================

 

donderdag 27 december 2012

Verschil moet er zijn

   In de jaren zeventig was automatisering een woord dat nog niet veel mensen kenden en al helemaal niet bij de Belastingdienst. Aangiften werden nog bijna handmatig verzonden, door de mensen met de pen ingevuld en per PTT-post ingezonden, of door de belastingplichtigen persoonlijk naar het Belastingkantoor gebracht.

                                          Het voormalige gebouw van de Belastingdienst in Baarn

   Daarom was het druk aan de balie en wij die de biljetten in ontvangst namen, wierpen deze in één van de drie bakken: Baarn, Eemnes of Soest. Sommige mensen hadden andere verwachtingen; zo bleef er een heer met een druipsnor bij de balie staan nadat zijn aangifte in de bak was gegooid. Is dit alles? Weet u wel wie ik ben? Ja, hoor: ik las zijn naam hardop vanaf het biljet. Maar ik ben Chiel Montagne! Ook dit wist ik wel, maar we hadden geen fanfare-korps klaarstaan om dit historische gebeuren op te fleuren. Teleurgesteld droop hij af.


                                                                 Chiel Montagne

   Maar voor sommige mensen gelden andere regels. Zoals elk jaar dat ik er gewerkt had, was er ook dit jaar een telefoontje naar onze chef Van Oude Plateringen. Het Hoofd van de Eenheid aan de lijn. De chef sprong op van zijn stoel en salueerde nog net niet. Ja, mijnheer! Nee, mijnheer! Komt in orde mijnheer!
En de chef marcheerde naar onze afdeling. Één van ons had iets korter haar, ietsje over zijn oren en had een rijbewijs.  Joop, Minister Van Doorn heeft zijn aangifte klaar. Neem de dienstauto en ga hem even ophalen. En dus liep Joop met zijn jas aan de afdeling af. De dienstauto was een erg luxe benaming voor de versleten Daffodil met onbestemde kleur die naast de ingang van het fietsenhok stond.

                                         Daffodil

   Wij waren niet erg verbaasd toen Joop na een half uurtje hoofdschuddend terugkwam. Het oude kreng deed het weer niet. Koen moest even meegaan; hij had nog eens blauwe maandag bij een garage gewerkt. Maar ze kwamen na weer een kwartiertje beide terug. Niet aan de praat te krijgen!
Één van de anderen bood zijn diensten aan. Een belachelijk idee volgens Van Oude Plateringen: je kon toch niet met een oude versleten Eend voor het huis van de Minister opduiken. Nee, hij wist de oplossing!

                                                        Minister Van Doorn

De Referendaris had zijn auto voor het gebouw staan: dat was tenminste een representatieve auto! Een oude, maar zeer goed gesoigneerde Opel Commodore. Al kuchend kwam hij met de chef meelopen, Ache, Ache, Gurg. Erg fris klonk hij nooit, maar hij leek me gezonder dan de Daffodil. En hij was er klaar voor: de onderscheiding wegens veertig trouwe dienstjaren op zijn revers.

                                         Opel Commodore

   Dit leek te werken; in ieder geval kwam Joop weer heelhuids terug. Hij liep meteen door naar de chef.
En die ging op zijn beurt weer naar het Hoofd van de Eenheid. Er was niemand thuis geweest. Achteraf hoorden we dat de Minister weer gebeld had en had geklaagd dat het allemaal veel te lang geduurd had. Er werd een afspraak gemaakt en de volgende dag rond een uur of elf haalde - Ache, Ache, Gurg - de referendaris persoonlijk het biljet. Uiteraard ging deze niet in de normale bak, maar werd rechtstreeks naar het Hoofd van de Eenheid gebracht. En er kwam een mecanicien om de dienstauto weer te repareren.
===================================================

 
 

maandag 24 december 2012

Een nette jongen


   Hans was anders. Echt anders, dat zag je meteen toen hij binnenkwam en door mijnheer Van Oude Plateringen aan ons werd voorgesteld. Er leek een strikte dresscode voor de jongeren op het kantoor te gelden: jongens in spijkerbroek en t-shirt en meisjes in minirok en topje. En dus viel Hans op in zijn nette pak met stropdas. En hij was nog beleefd ook. Voor het eerst noemde iemand mij mijnheer! Ik droeg die dag ook een pak, mijn oude trouwe spijkerpak. Ik vroeg hem uiteraard om me geen mijnheer te noemen.



   Hans werd overgedragen aan de jongens van afdeling dossier en dat heeft hij geweten. Binnen een paar dagen besloten ze hem te helpen met die lastige stropdas, die maar steeds in de weg zat. De schaar ging erin!
Na interventie van Van Oude Plateringen werden excuses aangeboden en tevens een schadevergoeding.
Het was niet het laatste plagerijtje dat hij moest ondergaan. Omdat hij erg goed van vertrouwen was en zelf altijd oprecht trapte hij altijd overal met open ogen in. Hij was dan ook de enige die ik èn om de map van het vijfde kwartaal heb zien zoeken èn om de map met zoekgeraakte stukken. En zoals gebruikelijk hielpen de chefs mee: Heb je hem nu nog niet? Ga dan even naar de chef loonbelasting!



   In de winter stonden wij nogal eens op het balkon van het prachtige Peking-gebouw. Vlak voor het gebouw is een rotonde en als het glad was vonden er de prachtige glij-partijen, valpartijen en botsingen plaats. En dan wist je, als de anderen naar binnen gingen, moest je als een speer meegaan. Maar Hans wist dit niet en stond eens met de handen op de rug naar een paar mensen te kijken die wanhopig hun fiets overeind probeerden te krijgen. Achter hem gingen de anderen naar binnen en de laatste sloot uiteraard de dubbele glazen deuren. En iedereen ging meteen aan hun bureau zitten, braaf aan het werk. En Hans maar op de deuren bonzen! Jongens laat me erin! Doe nou niet zo lullig! Hij werd verlost door Van Oude Plateringen. Klagen tegenover hem hielp niets: Je hebt daar niks te zoeken! Hup aan je werk!

                                          Hot Chocolate

   Hans werd verliefd en bleek een zeer romantisch mens te zijn. Zij heette Emily en dus stond hij elke keer als het nummer "Emily" van de groep Hot Chocolate op de radio klonk dromerig voor zich uit te kijken. Zijn hele bureau werd vol geklad met haar naam en ook nog series formulieren. De chefs waren niet erg te spreken over zijn methode om zijn liefde te tonen en dus stond hij op een gegeven moment met een bus Vim, een emmer en een spons zijn bureau te soppen. En hij mocht pas naar huis als het helemaal schoon was!
De jongens van dossiers hoorden hem geregeld uit; erg belangrijk was of ze het al hadden gedaan. Natuurlijk niet! Hans ging wachten tot ze getrouwd waren. Het werd door de jongens uiteraard aan iedereen doorverteld, dit was een unicum in deze periode van de vrije liefde.



   Er kwam de dag dat we met zijn allen het vervallen archief weer eens moesten leegruimen. Oude aangiften inkomstenbelasting moesten van de zolder in een container gebracht worden. Ze gingen met een vrachtwagen naar het Centraal Archief in Apeldoorn, waar ze nog eens een paar jaar werden bewaard. Hans was wel mee, maar verklaarde op zolder dat hij niet kon meehelpen vanwege rugpijn. Van Oude Plateringen had hier problemen mee: Wel de hele nacht liggen krikken met die meid van je en dan hier de slapjanus uithangen! Hans werd witheet van deze insinuatie; hij was immers de netheid zelve. Met gebalde vuisten stapte hij, zijn rugpijn vergeten, op de grove chef af. We konden hem net tegenhouden!
Zonder Hans konden we het ook wel af. De pakken werden niet naar beneden gebracht zoals de instructie luidde, maar werden van tweehoog in de container geworpen. En het was de kunst om zo te gooien dat de pakken uit elkaar spatten.



   Op mijn instigatie werd mijn vakbondsvertegenwoordiger door Hans ingeschakeld en de chef bedreigd met een officiële klacht. Hij koos eieren voor zijn geld en bood zijn excuses aan. Daarna was het voorgoed mis tussen de twee.



   Ik maakte promotie, verliet het kantoor en verloor Hans uit het oog. Jaren later ontmoette ik hem weer op een landelijke bijeenkomst, waarvan de reden me ontschoten is. Hans klaagde steen en been, carrière zat er niet echt in: Van Oude Plateringen zat hem danig in de weg. Ik raadde hem aan om zich te laten overplaatsen, waar Hans toen niet echt trek in had. Later moet hij deze stap toch hebben genomen, want bij een volgende ontmoeting was hij toch een tree hoger geraakt. We praatten over zijn relatie, inmiddels was hij getrouwd en nog steeds tot over zijn oren verliefd op zijn Emily. Hij had plannen voor later: als hij vijftig werd, zou hij de belastingen verlaten en naar Frankrijk vertrekken. Als God in Frankrijk!



   Dit jaar was het echt zo ver! Ik kreeg een berichtje dat hij was vertrokken en met zijn vrouw geëmigreerd naar Frankrijk. Wat hij daar zou gaan doen wist hij zelfs toen nog niet. Het is mij nog niet steeds bekend welke bezigheden hij in Frankrijk heeft, maar Hans kennende zien we die niet meer terug in Nederland. Ik ga er vanuit dat hij nog lang en gelukkig met zijn Emily in Frankrijk zal zijn. Het is hem gegund!
===========================================

vrijdag 21 december 2012

John

   Voor de meeste collega's op het belastingkantoor was John een stug persoon. Dodelijk verlegen voor het vrouwelijk geslacht en op zijn hoede voor de mannen. Een paar onschuldige pesterijtjes heb ik zelf gezien, maar ik ben er zeker van dat er in zijn jeugd problemen moeten zijn geweest.
Op kantoor werd er gebruik van gemaakt dat hij een bloed-fanatieke Feyenoord-supporter was. Elke keer als zijn cluppie verloor moest hij het weer ontgelden. Stond een doelman genaamd Grim doelpunten in de weg, dan kreeg hij een briefje op zijn bureau met: Feyenoord verliest Grimmig duel. En als Mario Been telkens voor open doel miste dan heette het: De Feyenoord-fans zagen er geen Been in. Als zijn team echt slecht had gespeeld of verloor van Ajax dan ging zijn deur op slot en wilde hij niemand zien.



   We hadden wat overeenkomsten, bleken beide een bloedhekel te hebben aan de urenlange zinloze vergaderingen die door de meeste team-managers amper in de hand werden gehouden. Dan zat je weer een uur een collega aan te horen die zulke moeilijke gevallen moest behandelen. De rest had natuurlijk helemaal niets aan dat geklaag en oplossingen werden er ook nooit aangereikt. Wij zaten het geduldig uit en raakten naderhand vaak aan de praat.

   Allebei hadden we een - zoals wij dat noemden - briljante schoolloopbaan achter de rug. Vier jaar gymnasium had ons klassiek geschoold, weliswaar zonder diploma maar onze kennis was bepaald breder dan de gemiddelde ambtenaar. En dat vertaalde zich bij John in een breed scala aan interesse-gebieden. Dat er collega's waren die dachten dat hij niet erg veel inhoud had vanwege zijn stille aanwezigheid, maakte hem niets uit.



   Er was een tijd waarin ik hem veel moest spreken. Ik was opgezadeld met de opdracht het verwerken van bezwaarschriften te versnellen en John bleek een probleem-geval volgens de statistieken. In die tijd was de theorie dat als je problemen (bezwaarschriften) creëerde, je die zelf ook maar moest oplossen. Het bleek dat  John van zichzelf vond dat hij uitermate soepel was in zijn werk en hij accepteerde het eigenlijk niet dat mensen over hem gingen klagen. Hij voelde zich in zijn integriteit aangetast. Het was lastig om hem te bewegen om er op een andere manier naar te kijken. Uiteindelijk bleek mijn eigen simpele credo nog het meest aan te spreken: Het is een spel met hun knikkers.



   John was een zeer goede biljart-speler. Dat ik libre speelde en hij drie-banden hielp me niets. Ik verloor altijd kansloos. Snooker bracht een beetje uitkomst voor mij, soms zag ik kans om te winnen. Niet erg verwonderlijk, ik introduceerde het spel bij hem. Het was altijd leuk, paar Belgische biertjes erbij hielpen ook. Het maakte hem stukken vrolijker.

   Muziek was een grote liefhebberij voor hem, zijn kennis van klassieke muziek was verbazingwekkend. Ik liet hem wat moderner werk horen. Het was een openbaring voor hem dat er ook bij popmuziek mooie stukken konden zitten. Een bloedhekel had hij aan draai-orgels, liep er altijd langs met de vingers in zijn oren. Sommige straatmuzikanten kregen te horen dat het een schande was wat ze produceerden. Eenmaal was ik er getuige van dat hij geld uit de hoed van een Oost-Europeaan met viool dreigde te halen. Potverdomme, ik eis een schade-vergoeding voor dit gemartel!



   Ik werd na een aantal jaar overgeplaatst naar mijn eigen woonplaats en John belde me regelmatig. Het was helemaal niet leuk meer volgens hem. Ondanks dat hij vlakbij kantoor woonde, wilde hij er eigenlijk weg. Er was geen kans op en we konden ook niet meer zo veel snooker spelen als voorheen. Inmiddels had ik twee kinderen en dat brengt weer andere zaken met zich mee. John werd helaas ziek, kanker en liet zich in zijn geliefde Rotterdam behandelen. Als ik hem bezocht, viel hij gewoon op door zijn vrolijkheid in dat sombere gespecialiseerde ziekenhuis. Maar het ging niet goed, John kreeg een stoma.

   Het was verbazingwekkend dat hij me op een gegeven moment belde. Hij was thuis, met stoma en al, en verveelde zich uit de naad. Hij wilde nog eens snookeren en uiteraard weigerde ik niet. Het kon nog net voordat ik op vakantie zou gaan.
Hij stond al naast de snooker-tafel toen ik binnen kwam. En het moest ouderwets gezellig worden! Kan me niks verdommen, ik wil een lekker Belgisch biertje! Ik raadde het af, kan toch niet met een stoma! Nou ik kan dat wel!



   Het spelen was ouderwets, hij speelde bijna nog sterker dan eerst. Maar moest dus wel met een handicap spelen. Ik dacht iets te ruiken, hij vloeken en op naar de wc. Klote stoma! Maar hij kwam gewoon terug en we reserveerden de snooker-tafel een extra uurtje. De prestaties van Feyenoord werden natuurlijk ook doorgenomen en dat maakte hem extra gelukkig. Ze stonden bovenaan en speelden de sterren zowat van de hemel. Na het uurtje moest ik toch echt mijn trein halen. We liepen samen naar het station. Zijn bus was er al en we drukten elkaar snel de hand. Tot gauw! Hij draaide zich nog een keer om voor hij instapte: Fijne vakantie!

   Het was inderdaad een fijne vakantie. Minder fijn was dat er een uitnodiging op de mat lag toen we terug kwamen. Voor de begrafenis van John.
====================================================
 

donderdag 6 december 2012

De matennaaier

Naast baliewerk deed ik destijds ook nog ander zeer belangrijk werk: gegevens op nota's invullen en registreren. Vooral het laatste was zeer gewichtig. Door het computercentrum werden enorme lappen papier aangeleverd, de zogenaamde kohieren. Hier stonden namen, adressen, aanslag-nummers en aanslag-bedragen op. Het was dan mijn werk om de totalen van die bedragen over te schrijven op een formuliertje in drievoud op A5 formaat. Deze DB3's en DB3a's kregen volgnummers vanuit een register waarin ook de totalen moesten worden vermeld.



De kohieren gingen via de chef naar het Hoofd van de Inspectie. Deze tekende en dagtekende de totalen en de kleine formuliertjes DB3. En dan ging er één exemplaar van de formuliertjes in een ordner. De rest bracht ik naar de Heer Ontvanger der Rijksbelastingen. Klinkt fantastisch, maar was niet meer voor mij dan met de papierwinkel de trap aflopen en dan aan één van de dames op de begane grond geven. Ik word er zelf moe van nu ik het terug lees!



Op een dag was de stapel DB3's helemaal op. Ik had het nog niet eerder gedaan, maar mij werd verteld dat ik op de achterste stelling in het archief een doos kon vinden met stapels van die dingetjes. Dus op naar het archief op de zolderverdieping. Ik had nog maar een paar passen op zolder gedaan of ik hoorde de deur achter me sluiten en een sleutel in een slot omdraaien. Gegiechel achter de deur. Ik herkende het meteen. De ander snoof meer dan dat hij lachte. De jongens van afdeling dossier. Ze zullen een jaar of 18 zijn geweest, maar in veel gevallen geldt: als je als kind behandeld wordt dan ga je je daarnaar gedragen.

Ze bleven achter de deur staan fluisteren terwijl ik in de achterste stelling inderdaad de gezochte formulieren vond. En ik stond vrijwel naast de nooduitgang, de branddeur die toegang gaf tot de brandtrap. Zo geluidloos mogelijk opende ik de deur en sloot hem weer achter me. Niemand zag me de trap af gaan en zo kon ik ongestoord langs de oude DAF 55, die dienst deed als dienstwagen, de kelder inlopen en via fietsenhok, keukentje en de hal de normale trap weer opgaan naar de afdeling.



Ik zat alweer geruime tijd te werken toen de jongens van dossier binnen kwamen op de zaal waar de meeste afdelingen waren gevestigd. Ze werden meteen opgemerkt door de chef. "Waar zijn jullie al die tijd geweest?", vroeg hij bars. "Op de wc mijnheer," antwoordden ze in koor. "Ach...", hij wachtte even met zijn reactie, "Is er iets moois tussen jullie aan het opbloeien?" Een bulderend gelach van mijn afdeling was het gevolg, de jongens kregen er een rood hoofd van. "Nou, gauw weer aan de slag. Anders komt het weer niet af.

Ook zij deden uiteraard zeer belangrijk werk: allerlei formulieren en stukken moesten ze in mappen deponeren. En dan niet zomaar, alle stukken hadden weer aparte dossier-mappen. Huwelijkse voorwaarden gingen in map 2A, hypotheek-gegevens in 2B, lijfrente-gegevens in 3 en controle-rapporten in 4. En dan moest aan de voorkant van de map opgeschreven worden wat erin ging en per wanneer. En alle mappen tezamen moesten weer in map 1 en daar moest dan weer opgeschreven worden welke (sub-)mappen  er in gedeponeerd werden. Ik weet dat nog vrij goed, omdat ik als ik klaar was met mijn eigen werk bijstand moest verlenen.



Op de middag van 5 december ging het kantoor per definitie dicht en dan was er Sinterklaasfeest in een zaaltje in de buurt voor de kinderen van de medewerkers. Die konden dan de door hun ouders gekochte cadeau's uitpakken. Degenen zonder kinderen zaten er altijd maar wat bij te hangen en de jongeren dronken het ene na het andere biertje. Het was dan wel een aardige afknapper voor die jongeren om de tafels en stoelen en de rommel naderhand op te ruimen. Vooraf moesten ze het ook al neerzetten, de ouders hoefden zich slechts om hun kroost te bekommeren.



Dit jaar was geen uitzondering. De jongeren sjouwden de boel weer op orde onder toeziend oog van de chef. Die miste een paar, "Waar zijn de jongens van dossier?" "Ik ben hier m'neer," lalde de giechel. De ander bleek spoorloos.
De volgende dag werd hij bij het Hoofd zelf geroepen. Deze was zeer boos en noemde hem a-sociaal en gaf hem een officiële berisping. Volgens de secretaresse van het Hoofd werd de jongen zelfs teruggeroepen toen hij al wilde afdruipen. Het Hoofd had nog iets toe te voegen: "Je bent een zak!" deed ze op bekakte wijze na.



Elk jaar waren er wel wat promoties en schoven mensen door naar iets betere plekken. En zo kon het gebeuren dat ik samen met een andere niet-gepromoveerde moest gaan werken met de gepromoveerde dossier-jongens.
De giechel bleek een harde werker en we werden uiteindelijk de beste maatjes. De ander bleek meer oog te hebben voor de dames op de afdeling en voor de natuur. Regelmatig riepen we hem: "Oehoe! Daar is het werk." Dan zat hij weer met open mond uit het raam te staren. En hoe druk het ook was, het bleef zo. Als je werk hebt voor vier mensen en eentje doet niet mee, dan voel je dat. En zo ontstond er flinke irritatie als hij weer eens een stapel werk net zo terug legde in de kast als hij het had gepakt. Hij kreeg er een fijne bijnaam door: "de matennaaier".
Tot ons geluk gingen een paar maanden later twee oudere medewerkers met pensioen en konden we de voormalige dossier-jongens verlaten en kregen iets interessanter werk. En hadden dus geen last meer van de matennaaier.

dinsdag 4 december 2012

Leo

In de periode waarin ik balie-werk deed bij de Belastingdienst waren de aanslagregelaars, de collega's die de aangiften inkomstenbelasting beoordeelden van een andere kaste. Je sprak ze aan met mijnheer en ze stonden op een voetstuk. Één van hen gold als een zeer bedreven mens, er kwamen vrijwel nooit bezwaarschriften binnen naar aanleiding van zijn werk. En hij was zelfs nog een sympathiek persoon, ook tegenover de lagere kasten in ons gebouw.



Helaas voor hem kwamen er problemen, zijn gehoor ging hard achteruit en hij werd kribbig en achterdochtig. Soms kwamen er mensen aan de balie, die uitleg wensten over zijn beslissingen. Vroeger had hij deze mensen geduldig te woord gestaan, nu ging hij meer een meer een gesprek uit de weg. "Leg jij het maar uit!", riep hij dan naar me. Uiteindelijk ging het echt niet meer, een telefoongesprek voeren was een helse onderneming geworden. Hij kon onmogelijk zijn werk meer doen.



Er werd besloten dat hij dan maar chef moest worden en hij kreeg een bureau in de afdeling waar de verhuizingen en de registratie van belastingplicht werd bijgehouden. Maar er was weinig te managen, de medewerkers daar zaten er al zolang dat ze het werk blindelings af konden. Bij de rest van het kantoor was bekend dat ze 's-ochtends hun werk afraffelden, zodat ze 's-middags konden gokken. Betrappen was moeilijk voor het management omdat ze helemaal op zolder zaten. Een van hen was op de uitkijk en waarschuwde de rest als er onraad op komst was.



In de zomer zaten ze vaak in het zonnetje op het dak en onder een stel dakpannen hadden ze een klein voorraadje blikken bier. De vorige chef was na zijn laatste beroerte afgekeurd en ze hadden een half jaartje het rijk alleen gehad. Al heel snel hadden ze door wat de voornaam was van hun nieuwe manager en dat leidde tot het zingen van een liedje dat indertijd in de hitparade stond: Ria Valk's "Leo". Kwam Leo binnen dan was het al meteen het refrein wat weerklonk: "Wat ben je toch een lu-lu-lu-lu..." Hij werd er gek van en zei er terecht wat van. Het leidde ertoe dat ze het zachter zongen zodat hij het niet meer kon horen. Maar ze zongen allemaal bijna geluidloos mee en hij kon aan de mimiek wel zien waar het lied over ging.

                                                               Ria Valk

Het hoger management greep in en er kwam een ruil tot stand: de chef loonbelasting en Leo wisselden van plaats. Chef Jan voerde een streng regime in en Leo kreeg de zeer kleine groep loonbelasting. Hier zaten maar drie en in sommige perioden vier medewerkers. Leo zou dit wel kunnen behappen, was de verwachting. Maar er was niet helemaal gerekend op de grappen en grollen van deze groep. Ze pesten elkaar regelmatig door het microfoon-gedeelte uit elkaars telefoon te halen, de hoorn in stempelinkt te dopen en meer van dat al. De eerste tijd was Leo veilig voor deze streken, ze lieten hem aardig met rust en hij liet hen met rust.




Tot hij op een dag terugkwam van een vergadering van het management. De groep zat braaf te werken, maar ze wiegden hun hoofd op en neer en zaten met iets mee te zingen. Leo draaide zijn gehoorapparaat op volle sterkte, maar hoorde niets. Hij haalde het apparaat uit zijn oor en draaide aan alles wat maar mogelijk was. Niets. Één van de knapen pakte de telefoon op en voerde een gesprek zo te zien. Maar Leo hoorde weer niets. De telefoon werd weer neergelegd en er werd weer meegezongen, zo te zien.



Leo liep op de radio af en drukte op de aan-en-uit-knop. Ik niks, zij niks zal hij misschien gedacht hebben.
Maar in plaats van het stoppen van het gemime, barstte de radio in een enorm geblèr uit. Ze hadden het volume op zijn maximum gezet en het ding uitgedaan. Hij sprong bijna tegen het plafond, zei niets, pakte zijn jas en verliet het gebouw. Hij is niet meer teruggeweest en een maand later hoorden we dat hij met vervroegd pensioen was gegaan. Ik ben hem later nog eens tegen het lijf gelopen. Hij had wat overgewicht gekregen, maar zag er heel gelukkig uit. En Leo zei mij dat hij veel eerder weg had moeten gaan. "De beste beslissing die ik in mijn leven maakte!"
==========================================================